teams deel 2 selecteren Flashcards

1
Q
  • Welke twee hoofdtereinen zijn gevonden voor teamworkcompententies (knowlegde ,skills, abilities)?
A

Interpersoonlijke kennis, zelfsturing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  • Wat is interpersoonlijke kennis?
A

Competenties van een teamlid in de omgang met anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • Welke vaardigheden vallen onder interpersoonlijke kennis?
A

Conflictoplossing, communicatie vaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  • Wat houd zelfsturende kennis is?
A

Vermogen realistische doelen te stellen, werk optimaal kunnen verdelen binnen het team

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • Waar moet je op letten bij het selecteren van mensen in teams?
A

De mate waarin teamleden al over kennis en vaardigheden beschikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • Wat stelde belbin over goed presterende teams?
A

Dat een team uit verschillende teamrollen moet bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • Wat stelt de theorie van teamrollen van belbin?
A

Iedereen heeft een voorkeur voor een of twee rollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • Wat is het kritiek op de teamrollen van belbin?
A

De rollen en het gedrag past niet goed bij elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  • Wat is de rol van cognitief vermogen bij teamprestaties?
A

Hogere cognitieve vermogens leidt niet tot betere team prestaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • Waanneer kunnen cognitieve vermogens wel meespelen bij teamprestaties?
A

Bij complexere taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • Wat blijkt uit de rol van persoonlijkheid in effectieve teams?
A

Meegaandheid en concentieusheid helpen mee, maar niet ten koste van ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  • Wat is positieve orientatie?
A

De gewoonte om situaties positief in te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • Wat laat zien dat de collectieve persoonlijkheid in een groep belangrijk is?
A

Mensen zonder positieve orrientatie worden gecompenseerd door mensen die wel een positieve orientatie hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • Wat zijn psychologische voordelen van teams?
A

Meer werktevredenheid en zelfvertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Wat blijkt een belangrijke factor in teams voor goede prestatie?
A

De mate van betrokkenheid in besluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  • Welke invloeden kunnen er spelen als teamwork ten koste gaat van werktevredenheid?
A

Teamwork kan leiden tot minder ondersteuning van een manager, individuele autonomie kan ten kosten gaan van het team

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  • Wat blijkt te helpen om teamleden betrokken te maken met het team?
A

Door training gericht op hoe ze kansen kunnen benutten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  • Waar gaat een groot deel van het onderzoek naar over het begrijpen van teamprestaties?
A

De relatie tussen teamprocessen en de uiteindelijke output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  • Wat is een probleem aan het beoordelen van teams op hun output?
A

Het zegt niks over of ze effectieve strategieën hebben gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
  • Welke ontwikkelingsfasen doorloopt een team?
A

Formering, schikking, normering, uitvoering

21
Q
  • Wat is de formering van een team?
A

De leden kennis elkaar nog niet, en hebben en soms niet voor gekozen

22
Q
  • Wat is schikkingsfase van een team?
A

Er ontstaan frustraties naar elkaar

23
Q
  • Wat is de normeringsfase van een team?
A

Er ontstaan procedures om te communiceren

24
Q
  • Wat is de uitvoeringsfase van een team?
A

Iedereen kan zich inzetten voor het gezamenlijke doel

25
Q
  • Wat is een eventueel 5e fase die een team meemaakt?
A

Ontbinding, dat ze uit elkaar gaan

26
Q
  • Wat is het kritiek op de fases die team doorlopen?
A

De beginfases kunnen soms worden overgeslagen

27
Q
  • Waar voor dient teambuilding?
A

Voor het sneller laten doorlopen van de ontwikkelingsfase?

28
Q
  • Waar zijn teambuilding interventies op gericht?
A

Respect, zelfvertrouwen van teamleden, helderheid van doelen, verdeling werk

29
Q
  • Wat blijkt uit onderzoek naar teambuilding op de werkprestaties?
A

Het heeft matige significante effecten op werkprestaties, bepaalde mechanismen hebben meer invloed op de prestaties

30
Q
  • Waar is diversiteitsmanagement op gebaseerd?
A

Dat diverse teams betere resultaten hebben

31
Q
  • Welke minder zichtbare eigenschappen zijn er bij diversiteit?
A

Teamrollen, kennis, persoonlijkheid

32
Q
  • Wat stelt de overeenkomsttheorie over teams?
A

Dat teams met overeenkomstige eigenschappen het meest productief zijn

33
Q
  • Wat stelt de gelijkheidstheorie over teams
A

Dat mensen hun prestatie aanpassen op basis van de beloning die ze krijgen

34
Q
  • Welke twee mogelijke resultaten van diversiteit stelt schippers voor?
A

Diversiteit werkgroepen hebben hogere kwaliteit prestaties, verschillen binnen groepen kunnen groepsprocessen verstoren

35
Q
  • Wat is een voordeel voor organisaties om diverse team te hebben?
A

Ze hebben daardoor meer aansluiting op klantenbestanden wereldwijd

36
Q
  • Wat is een reden dat diverse management teams beter presteren?
A

Diversiteit helpt groepsdenken te voorkomen

37
Q
  • Wat is een reden dat ondanks het hoge potentieel van diverse teams, ze dit niet bereiken?
A

Door diepere psychologische processen die actief zijn

38
Q
  • Van welke factoren hangt een goede integratie van teams vanaf?
A

Elkaars zienswijze te respecteren, communiceren, onderhandelen over normen, daadwerkelijke oorzaken aanwijzen (geen zondebok)

39
Q
  • Wat zijn hetrogene groepen?
A

Teams met meer diversiteit

40
Q
  • Wat blijkt uit onderzoek naar diversiteit?
A

Verschillende diversiteit kan leiden tot verschillende soorten conflicten

41
Q
  • Wat is bepalend of teamdiversiteit positieve of negatieve effecten heeft?
A

Dit is afhankelijk van de context (leidingsstijl)

42
Q
  • Wat is het integration en learning perspectief?
A

Zien demografische verschillen als behulpzaam voor samenwerken

43
Q
  • Wat is access and legitimacy perspectief?
A

Een divers klantenbestand helpt tot diversere markt

44
Q
  • Wat is het discrimination and fairness perspective?
A

Dat het belangrijk is dat werknemers eerlijk worden behandeld

45
Q
  • Wanneer worden positievere resultaten gehaald in diverse teams?
A

Als werknemers diversiteit zien als bron van variatie, niet als scheidingslijn

46
Q
  • Wat is een voorwaarde dat relaties tussen groepen kunnen verbeteren?
A

Als mensen leren over de groep, nieuwe inzichten geeft over de groep

47
Q
  • Wat is oppervlakkige diversiteit?
A

Dit zijn aangeboren zichtbare verschillen

48
Q
  • Wat is diepe diversiteit?
A

Onderliggende eigenschappen, kennis