Taalvaardigheid: Woordenschat Flashcards
1
Q
besluiten
A
concluderen
2
Q
vooruitgang
A
progressie
3
Q
tientallen jaren
A
decennium/ decennia
4
Q
omgekeerd
A
vice versa
5
Q
beperkingen
A
restricties
6
Q
gevolgen
A
consequenties
7
Q
beschikbaarheid
A
toegankelijkheid
8
Q
blijvend
A
permanent / permanentie
9
Q
voordeel (aan iets)
A
baat hebben bij iets
10
Q
scheppen
A
creëren / creatie / creatief
11
Q
vernieuwend
A
innovatief
12
Q
voltooien
A
finaliseren / finaal
13
Q
glijdende
A
flexibele
14
Q
samenhang
A
cohesie / coherentie / coherent
15
Q
afschuwelijk slecht
A
abominabel
16
Q
uit elkaar groeien
A
divergeren
17
Q
naar elkaar toegroeien
A
convergeren
18
Q
winstgevend
A
lucratief
19
Q
belangrijk
A
significant
20
Q
vanuit de regels opgebouwd
A
normatief
21
Q
beschrijvende
A
descriptieve
22
Q
vooraanstaande
A
prominente
23
Q
niet corrupte
A
integriteit / integer
24
Q
in regel gebracht met de voorschriften
A
geregulariseerd
25
volledige
integrale
26
toegevoegde
additionele
27
algemene vergadering
plenum
28
wat het algemene gebruik voorschrijft
conventioneel