Spreekwoorden Flashcards
1
Q
de beste zijn
A
de kroon spannen
2
Q
iets openbaar maken dat schandelijk is
A
aan de kaak stellen
3
Q
niets opleveren
A
geen zoden aan de dijk brengen
4
Q
compleet vernielen
A
geen spaander heel laten
5
Q
te ver gaan / uit de hand lopen
A
de spuigaten uitlopen.
6
Q
overdreven goed leven om goed over te komen bij anderen
A
goede sier maken
7
Q
veralgemenen - iedereen hetzelfde behandelen
A
over één kam scheren
8
Q
inperken
A
aan banden leggen
9
Q
laten doen, niets ondernemen
A
op zijn beloop laten
10
Q
in gevaar komen
A
in het gedrang komen