taal - Kolb H19 Flashcards

1
Q

taal + belangrijke gebieden

A

Taal is verspreid over verschillende gebieden in de hersenen: temporale, pariëtale en frontale kwab. Belangrijke gebieden:
- Broca’s area (groen): spraakproductie en syntax en geheugen.
o Anterior gedeelte: betrokken bij semantische verwerking (de betekenis van woorden).
o Posterior gedeelte: betrokken bij fonologische verwerking (woordproductie).
- Wernicke’s area (geel): taalbegrip
- Andere betrokken gebieden: precentale/postcentrale gyri, supramarginale & angulaire gyrus, mediale temporale gyrus. Heschl’s gyrus (auditief), thalamus, cerebellum, visuele gebieden en rechterhersenhelft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wernicke-geschwind model

A

Het Wernicke-Geschwind model legt uit dat geluidbegrip start in Wernicke’s area, daarna via het arcuate fasciculus pad naar Broca’s area gaat om spraak te vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

model fedorenko & thompson-schill

A

In het modernere model van Fedorenko & Thompson-Schill:
* De temporale en frontale hersengebieden zijn verbonden via dorsale en ventrale taalpaden. Deze paden helpen bij het lezen en verwerken van geluid.
* Dorsale taalpaden zetten geluid (fonologische informatie) om in motorische representaties (voor spraak), zonder betekenis (bottom-up).
* Ventrale taalpaden geven betekenis aan geluiden (top-down),
* Beide paden betrokken bij syntax: frequentie geluid en betekenis & KT en LT geheugen -> helpen met de grammaticale organisatie van woorden en spelen een rol in geheugen en non-verbale spraak (gebarentaal, braille).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gevolg schade aan ventraal, dorsaal en beide paden

A

Gevolgen van schade aan deze paden:
* Ventrale paden: wel lezen, niet begrijpen
* Dorsale paden: niet articuleren, woorden wel begrijpen.
* Beide paden: woorden niet herhalen of betekenis eraan toeschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bevindingen hersenonderzoek -> stimulatie hersengebieden (corticale stimulatie & TMS)

A

Stimulatie van hersengebieden (bijv. tijdens operaties of met TMS -> transcranial magnetic stimulation) laat zien dat taalgebieden nauw samenwerken.
* Corticale stimulatie kan zowel positieve (vocalicastie ‘oh’) als negatieve effecten hebben op spraak, zoals negatief -> afasia-achtige fouten:
o Spraakarrest of onvermogen om spontaan te spreken.
o Onduidelijke spraak door stimulatie van de dorsale gebieden in Broca’s area en motorische gebieden.
o Verstoring en herhaling van woorden door stimulatie van Broca’s en Wernicke’s area.
o Verwarring bij tellen door stimulatie van Broca’s of Wernicke’s area.
o Onvermogen om objecten te benoemen door stimulatie van Broca’s en Wernicke’s spraakzones.
* Schade aan Broca’s of Wernicke’s area kan leiden tot chronische afasie.
* Schade aan andere gebieden zoals sensorische of motorische zones kan leiden tot transiënte afasie. Schade buiten deze gebieden leidt meestal niet tot afasie.
* Transcranial magnetic stimulation (TMS) is een niet-invasieve techniek die gebruikt wordt om hersenverbindingen in kaart te brengen. Hoewel het gemakkelijk te gebruiken is, kan het ongemak of pijn veroorzaken. -> 2 functie gebieden broca’s area gevonden (zie begin samenvatting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hersenonderzoek -> pet scan

A
  • Brein Imaging (FMRI/ PET) laat zien:
    o Spraak activeert gebieden in o.a. frontale kwab, premotorcortex, cerebellum.
    o Woorden als “gereedschap” activeren ook motorische gebieden.
    o Taal is dus niet beperkt tot spraakgebieden alleen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

neurale netwerken taal -> model core language

A

-> Taal is in de hersenen wijdverspreid over de hersenschors en andere structuren. Zelfs losse woorden hebben meerdere betekenissen doordat ze op verschillende plekken worden verwerkt. Het is nog onduidelijk hoe het precies werkt, maar 2 modellen:
Core Language Network (Fedorenko & Thompson-Schill)
➝ Bestaat uit 5 modules met elk hun eigen functie (zoals syntax, betekenis, etc.).
➝ Eenvoudige taken activeren weinig hersendelen, complexe taken activeren meer netwerken.
➝ Samenwerking met aandacht- of geheugennetwerken maakt taal flexibeler (bijv. bij een gesprek in een drukke ruimte).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

neurale netwerken taal -> neurale taalwebben

A

Neurale taalwebben (Salmelin & Kujala)
➝ Woorden krijgen betekenis via netwerken van verbonden knooppunten (nodes).
➝ Inhoud van woorden bepaalt welke hersengebieden actief zijn (visueel, motorisch, auditief, etc.).
➝ Taal is dus zeer verspreid én flexibel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

taalstoornissen -> aphasia

A

Afasia: een taalstoornis die meestal wordt veroorzaakt door hersenbeschadiging, zoals een beroerte of een hoofdletsel. Het beïnvloedt het vermogen om taal te begrijpen, te produceren of beide. Afasie kan verschillende vormen aannemen, afhankelijk van welk hersengebied is aangetast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vloeiende afasia -> wernickes

A
  1. Vloeiende afasie (fluent aphasia) - Wernicke
    Bij vloeiende afasie is de spraak meestal vloeiend zonder articulatie problemen, moeite auditief en verbaal begrip, herhaling van woorden en zinnen. -> gerelateerd aan taalinput of -perceptie
    * Wernicke’s afasie (sensorische afasie)
    o Problemen: Begrip van taal is ernstig aangetast, en patiënten hebben moeite met het herkennen van klanken. Hierdoor spreken ze vaak in een “woordensalade” (onsamenhangende woorden en zinnen).
    o Kenmerken: Neologismen (nieuwe, onbegrijpelijke woorden) of anomie, paraphasia (verkeerde woorden gebruiken), slecht begrip en slechte herhaling.
    o Schrijven: Vaak aangetast.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vloeiende afasia -> transcorticale sensorische afasia

A
  • Transcorticale sensorische afasie (isolatiesyndroom)
    o Problemen: Patiënten kunnen herhalen en benoemen, maar hebben moeite met spontaan spreken en taalbegrip. -
    o Kenmerken: paraphasia en anomie (moeite met woordvinding), slecht begrip, maar herhaling blijft goed intact.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vloeiende afasia -> conductie afasia

A
  • Conductie-afasie
    o Problemen: Patiënten kunnen goed begrijpen en spontaan spreken, maar hebben moeite met herhaling. Dit komt door een disconnectie tussen taalperceptie en spraakproductie.
    o Kenmerken: Fonemische paraphasia (verwisseling van klanken), neologismen en slechte herhaling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

vloeiende afasia -> anomische (anmnestische) afasia

A
  • Anomische (amnestische) afasie
    o Problemen: Begrip en spraak zijn grotendeels intact, maar patiënten hebben moeite met het vinden van woorden, vooral namen van objecten.
    o Kenmerken: Incidentele paraphasia, anomie (moeite met woordvinding).
    o Schadegebied: Temporale cortex (voor zelfstandige naamwoorden) of linker frontale cortex (voor werkwoorden).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

niet-vloeiende afasie -> ernstige broca’s afasia

A
  1. Niet-vloeiende afasie (non-fluent aphasia) - Broca
    Bij niet-vloeiende afasie -> moeite articuleren en grammatica maar relatief goed auditief en verbaal begrip.
    * Ernstige Broca’s afasie (expressieve afasie)
    o Problemen: Moeite met articulatie, korte zinnen, ontbreken van functiewoorden en vervoegingen (agrammatisme).
    o Kenmerken: Spreektrant is beperkt, maar begrip blijft intact. Vaak fonetische parafasieën en dysprosodie (veranderd ritme en intonatie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

niet-vloeiende afasia -> milde broca

A
  • Milde Broca’s afasie (expressief)
    o Problemen: Lichtere articulatiestoornissen, nog steeds moeite met grammaticale structuren.
    o Kenmerken: Fonemische parafasieën, anomie, agrammatisme.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

niet-vloeiende afasia -> transcorticale motorische afasie

A
  • Transcorticale motorische afasie
    o Problemen: Moeite met spontane spraak, maar herhaling blijft goed.
    o Kenmerken: Incomplete zinnen, anomie, benoemen beter dan spontane spraak.
17
Q

niet-vloeiende afasia -> globale afasia

A
  • Globale afasie
    o Problemen: Ernstige taalstoornis waarbij zowel spreken als begrip ernstig aangetast is.
    o Kenmerken: Moeizame articulatie, zeer beperkt taalgebruik, slechte herhaling en slecht begrip.
18
Q

pure afasieën (alexie, agrafie, woorddoofheid)

A
  1. Pure afasieën (specifieke taalstoornissen zonder brede afasie)
    -> selectieve verslechteringen in lezen, schrijven of herkennen van woorden zonder andere taalstoornissen = normale spraakproductie).
    * Alexie zonder agrafie: Onvermogen om te lezen, maar schrijven blijft intact.
    * Agrafie: Onvermogen om te schrijven, terwijl andere taalvaardigheden intact blijven.
    * Woorddoofheid: Patiënten kunnen gesproken taal niet begrijpen of herhalen, ondanks normaal gehoor.
19
Q

paraphiasia & anomie

A

Paraphasia: de productie van onbedoelde lettergrepen, woorden of zinnen tijdens het spreken. -> is een uitzondering, want klanken worden correct gearticuleerd, maar hebben verkeerde klanken.
Anomie: moeite met herinneren van woorden

20
Q

asymmetrische hersenhelften

A

Asymmetrie van hersenhelften
- Rechts: gaat over auditief begrip. Klein beetje leesvermogen. semantische verwerking
- Links: bij schade: veel effecten op spraak, beperkt lees en schrijfvermogen.