taak 6 Flashcards

1
Q

wat is de functie van de primaire motorcortex en in welk hersengebied zit deze?

A

regelt bewegen, in de frontale kwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar stuurt de Primaire motorcotrex opdrachten naar toe?

A

Stuurt opdrachten niet direct naar de spieren, maar diens axonen verlengen naar de medulla (hersenstam) en het ruggenmerg
 Daar worden de impulsen gegenereerd voor spieractie
 De opdrachten van de motorcortex produceren een bepaalde uitkomst, níet een specifieke spierbeweging
o De motorcortex geeft een bepaalde opdracht, het
ruggenmerg en andere gebieden bepalen de juiste combi van spieren hiervoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Somatosensorische cortex functie

A

Functie: gevoel van lichaamsdelen; gebieden ingedeeld zoals bij motorcortex
 Werkt nauw samen met motorcortex; je moet een lichaamsdeel kunnen
voelen om accurate beweging uit te voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pariëtale cortex functie

A

Functie: monitoren positie van het lichaam relatief aan de wereld; selecteren van de
juiste actie; initiëren van beweging
 Laesie in dit gebied: lopen steken obstakels, bemoeilijkt objecten vinden
o Eén van de 1e
gebieden die actief wordt tijdens het plannen van beweging
 Individu ziet signaal dat vertelt wat er moet worden gedaan => activatie
posterieure pariëtale cortex; voorbereiden op beweging, vertelt meer
precies wat er moet worden gedaan => beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Supplementary motorcortex functie

A

o Functie: essentieel voor inhibitie van bepaalde gedragingen => belangrijk voor plannen en organiseren van snelle opeenvolgingen van beweging
 Remt gewoonte-bewegingen in situaties waar andere bewegingen/actie geschikter is
 Activeert na een error in beweging => ontwikkelt manieren om de incorrecte beweging in de toekomst te remmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Premotorcortex functie

A

o Functie: meest actief net vóór een beweging; ontvangt info over het doel waar het lichaam naar wilt bewegen + info over de huidige positie en houding van het lichaam
 Belangrijk voor het begeleiden van beweging naar een doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prefrontale cortex functie

A

Functie: bevat sensorische info die relevant is voor een bepaalde beweging + overwegen van de mogelijke uitkomsten van mogelijke bewegingen (inhibitie)
 Laesie in dit gebied: verstrooide bewegingen, bijv. douchen met kleding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Basale ganglia (caudate nucleus + putamen + globus pallidus) functie

A

Functie: belangrijk voor spontane-, zelf-geïnitieerde gedragingen; dus niet bij stimulus-uitgelokte gedragingen!!! + Essentieel voor leren van nieuwe gewoontes
 Bijv. wél actief als individu een lijn tekent, niét actief als individu een lijn overtrekt // wél bij je hand opsteken om een vraag te stellen, níet bij je hand
opsteken na de vraag of je gratis geld wilt
 Zelf-geïnitieerde gedragingen hebben over het algemeen een trager begin dan die in reactie op een stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is een readiness potential, en welk gebied produceert dit

A

de activiteit vóór elke vrijwillige
beweging; het proces dat leidt tot actie
Motorcortex produceert deze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Onderscheid stimulus-aangewakkerde- en zelf-geïnitieerde bewegingen qua begintijd hersenactiviteit

A

Stimulus-aangewakkerde bewegingen beginnen veel sneller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Antisaccade task

A

een test waarbij je naar de tegenovergestelde richting moet kijken
Voorbeeld: één hand aan de linkerkant van iemands gezicht, andere hand aan de rechterkant. Als je een vinger beweegt, moet de persoon naar de kant kijken waar de hand níet beweegt
o 5-7 jaar: vinden het onmogelijk om niet te kijken naar de bewegende vinger
 Het vermogen om dit te remmen verbetert gradueel naarmate de prefrontale cortex ontwikkelt
 Piekt in de jonge volwassenheid
 Verslechtert bij ouderen; PFC is erg kwetsbaar voor schade
o Antisaccade task vereist sustained activiteit in delen van de PFC en basale ganglia vóórdat je de vinger ziet bewegen
 De hersenen bereiden zich namelijk voor om de ongewilde actie te remmen + te vervangen met een andere actie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Saccade

A

een vrijwillige oogbeweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mirror neuronen

A

Functie: belangrijk voor het begrijpen van andere mensen, identificeren met anderen en ze te imiteren (bijv. van sociaal gedrag; onderzoek echter nog niet eenduidig)
o Actief tijdens het voorbereiden op een beweging & observatie van eenzelfde/vergelijkbare beweging bij een ander
o Ook actief bij een herinnering aan een beweging
 Bijv. door de actie te horen, zien of erover lezen
- Ontwikkelen diens functies waarschijnlijk aan de hand van leren (imiteren!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is Parkinson

A

een progressieve hersenaandoening waarbij aansturing van spierbewegingen wordt
aangetast. Door het langzaam afsterven van neuronen ontstaan er stoornissen in het bewegen, die gradueel ernstiger worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

primaire klachten parkinson

A

Primaire klachten:
o Stijfheid
o Spiertrillingen (= tremor)/spasmes
o Langzame spontane bewegingen (= bradykinesie)
o Moeite met het initiëren van vrijwillige acties
o Tekort aan motivatie en plezier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lewy bodies

A

kleine klompjes eiwitten

17
Q

Post-mortem exam bij parkinson

A

het onderzoeken van een lichaam na sterfte
Resultaat bij Parkinson: vooral Lewy bodies te zien

18
Q

Hoe kan Parkinson worden behandeld?

A
  • dopaminereceptoren stimuleren of die de metabolische afbraak van dopaminen blokkeren
  • L-dopa: de voorloper van dopamine; passeert de barrière wél
  • DBS: reduceert Parkinson symptomen, kan ook bijwerkingen van langdurig L-dopa gebruik verhelpen
  • Gedeeltelijke hersentransplantatie: gezond basale ganglia-weefsel transplanteren => resulteerde bij dieronderzoek in herstel van Parkinson
  • Stamcellen: onvolwassen cellen die nog kunnen differentiëren in andere celtypes. Ontwikkeling begeleiden zodat ze grote hoeveelheden L-dopa produceren, daarna transplanteren in de hersenen
  • Lifestyle management;
    o Training + fysiotherapie => vermindert pijn door stijfheid
    o Spraaktherapie => verhelpt zachte spreekvolume (veroorzaakt door verminderde coördinatie van mondspieren)
    o Emotionele- en psychologische support
19
Q

Wat is Tourette?

A

Tourettes syndroom (TS)
- TS: een aandoening waarbij verschillende fysieke tics + minstens 1 vocale tic minimaal 1 jaar lang plaatsvinden

20
Q

Tic

A

een ongebruikelijke beweging of geluid, waar het persoon zelf weinig of geen controle over heeft
 Bijv.: knipperen met ogen, hoesten, keel schrapen, gezichtsbewegingen,
hoofdbewegingen, ledemaatbewegingen of aparte geluiden maken
 Worden ervaren als niet-vrijwillig, maar kunnen worden onderdrukt voor
variërende tijdsperiodes
 Meer voorkomend bij mensen met OCD, autisme of ADHD
 Kunnen tijdelijk of chronisch zijn
 De frequentie en intensiteit fluctueren bij de meesten
 Vaak net vóór een tic worden ongebruikelijke/vervelende sensaties ervaren

21
Q

Classificatie tics:

A

Simpel: bijv. bewegen van 1 spier, 1 woord eruit gooien
 Plotseling, kortdurend en meestal herhalend

Complex: bijv. een lange zin; omvatten verschillende spiergroepen
 Copropraxia: seksuele- of schunnige uitingen
 Echopraxia: imitatie van andermans bewegingen
 Palilalia: geluid of woorden van iemand imiteren/herhalen
 Echolalia: herhalen van laatst-gehoorde zin of woord
 Coprolalia: sociaal-niet-accepteerbare woorden

22
Q

Soorten tics:

A

Fysiek: motorische bewegingen (= die géén geluid produceren!)
Fonisch: auditief

23
Q

DSM-5 criteria Tourette syndroom

A

Criteria Tourette:
 Minimaal 2 motorische tics + minstens 1 vocale tic
 Minstens 1 jaar sprake van tics
 Dit kan verschillende keren per dag, bijna iedere dag of aan- en uit
 Begin van tics is vóór 18-jarige leeftijd
 Niet te verklaren wegens gebruik van (genees)middelen of andere medische
aandoening

24
Q

Wat zijn risico-/oorzakelijke factoren voor de ontwikkeling van Tourette?

A
  • De exacte oorzaak van TS is vooralsnog onbekend
    o Lijkt tevens te worden veroorzaakt door problemen in de basale ganglia
     Verantwoordelijk voor bewegingen, emotie en leren
     Abnormaliteiten in basale ganglia => verkeerd balans in concentratie neurotransmitters => verstoord hersen-functioneren => tics
  • Temperament
    o Tics verslechteren door angst, opwinding en uitputting
    o Tics verminderen door kalme, gefocuste activiteiten
  • Omgeving; observeren van een houding of geluid bij een ander kan tics aanwakkeren
  • Erfelijk; komt binnen families meer voor
  • Mannen 4x vaker
  • Geboorte
    o Oudere ouders
    o Toxische stoffen in prenatale fase
    o Vroegtijdig
    o Laag geboortegewicht
  • Ziektes tijdens de kindertijd
25
Q

Welke hersengebieden en neurotransmitters zijn gelinkt aan Tourette?

A

Gezien de complexe aard van TS, is het waarschijnlijk dat verschillende neurotransmitters
binnen het beweging-hersencircuit betrokken zijn
o Dopamine speelt echter een belangrijke rol in verschillende aspecten van TS
- Cortico-Striato-Thalamo-Cortical Circuit (CSTC)
zie videos over directe en indirecte pathways

26
Q

Hoe kan Tourette worden behandeld?

A

Habit reversal therapy: (Herkennen van driften die nét voor tic optreden, Vinden van een nieuwe gewoonte om deze drift mee te verlichten
(i.p.v. de tic) die meer subtiel is en in openbaar acceptabel is).
Bloeddrukverlagers; reguleert mogelijk neurotransmitterconcentratie
 Verschillende fysieke bijwerkingen
o Spierverslappers; helpt bij fysieke tics door stijfheid/spasmes te verhelpen
o Neuroleptica; blokkeert het effect van dopamine => minder thalamusactivatie
- Operatief:
o Limbische leukotomie; wegbranden van een gedeelte van het limbische systeem dat
verantwoordelijk is voor bepaalde emoties, gedragingen en geheugen
o DBS; lang-termijn effecten nog niet bewezen

27
Q

Wat is Deep Brain Stimulation?

A

Deep Brain Stimulation (DBS): een techniek die bestaat uit chirurgisch geïmplanteerde geleidingen die binnen een hersencircuit puntsgewijs elektrisch een neuraal-netwerk moduleert
- Een elektrode wordt in een diep hersendoel geïmplanteerd
o Deze wordt verbonden d.m.v. een verlengingsdraad naar een puls-generator (IPG)
die meestal onder de borst wordt geplaatst, soms bij de buik
 Een extern programmeringsapparaat stuurt de pulsen aan

28
Q

normale direct pathway

A

rojecties naar de GPi en SNpr (terwijl het striatum wordt gestimuleerd) → toename
van de GPi en SNpr-schietactiviteit (striatale neuronen vuren sneller signalen af) →
ze sturen verhoogde remmende signalen, via GABA en substantie P, naar de GPi en
SNpr → GPi en SNpr ontvangen meer remmende signalen van het striaum →
remmende signalen naar de thalamus worden gedempt (ontremming) → thalamus
wordt ontremd (minder geremd) en stuurt zijn prikkelende signalen via glutamaat
naar de hersenschors → gewenste beweging.

29
Q

normale indirect pathway

A

Stimulerende signalen van de cortex bereiken het striatum (via de neurotransmitter
glutamaat) → het striatum heeft ook remmende output naar de GP → dit loopt samen
met het externe segment en gebruikt neurotransmitters GABA en enkefalinen. →
GPe krijgt meer remmende signalen van het striatum → GPe kan de STN niet meer
remmen → minder remming van STN → STN-neuronen worden actiever en kunnen
via glutamaat meer stimulerende signalen naar de GPi sturen. → verhoogde
remmende stroom van de GPi naar de thalamus → vermindered prikkelende
stroming naar de cortex.

30
Q

Hoe kun je Parkinson en Tourette aan elkaar linken?

A

Beide is een combinatie van psychiatrie en bewegingsstoornissen.
Beide last van ongewenste bewegingen.
Beide dopamine.
Beide CTSTC-circuit.
Beide directe en indirecte paden.
Beide basale ganglia.