taak 3 Flashcards

1
Q

Wat is lateralisatie?

A

Lateralisatie = de taakverdeling tussen de 2 hersenhelften (hemisferen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Via wat wisselen de 2 hemisferen info uit?

A

De 2 hersenhelften wisselen informatie uit via een reeks axonen die het corpus callosum worden genoemd, en via de anterieure commissuur, de hippocampale commissuur en een paar andere kleine commissuren. Door het corpus callosum
ontvangt elke hemisfeer informatie van beide kanten. Pas na beschadiging van het corpus callosum zijn tekenen van lateralisatie te herkennen → de linker hersenhelft zou alleen reageren op informatie van de rechterhelft van het lichaam en andersom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke hemisfeer is dominant voor spraakproductie en welke voor taalbegrip?

A

Een fMRI-studie toonde aan dat zelfs kinderen van 2 maanden oud, de linkerhersenhelft meer activeren dan de rechterhelft wanneer ze naar spraak luisteren, maar niet wanneer ze naar muziek luisteren. De linker hemisfeer is dominant voor spraakproductie bij meer dan 95% van de
rechtshandigen en bijna 80% van de linkshandigen. De rechter hemisfeer is dominant voor taalbegrip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Split-brain people

A

= mensen die een operatie aan het corpus callosum zijn ondergaan. Ze kunnen hun handen normaal gebruiken bij vertrouwde taken, zoals
het strikken van schoenen. Ze worstelen echter om hun handen samen te gebruiken bij taken die ze niet eerder hebben geoefend. Mensen met een ‘gespleten brein’ kunnen de 2 handen onafhankelijk gebruiken op manieren die andere mensen niet kunnen (bijv. met 2 handen tegelijk tekenen).
Informatie die naar het ene halfrond gaat kan niet naar het andere halfrond gaan. Af en toe ontstaan er uitzonderingen op deze regel. Omdat een kleine hoeveelheid informatie tussen de hersenhelften reist via verschillende kleinere commissuren, krijgen sommige gespleten hersenen voldoende informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

lijkt het brein van jonge of oude mensen op dat van split-brain mensen

A

Omdat het corpus callosum langzaam ontwikkelt, lijken sommige gedragingen van
jonge kinderen op dat van split-brain mensen.
- Iemand met split-brain kan niet vertellen wat hij met zijn linkerhand heeft gevoeld (wel met zijn rechterhand). De rechterhand stuurt informatie naar de linkerhersenhelft, die voor de meeste mensen dominant is voor taal. De linkerhand stuurt informatie naar de rechterhersenhelft → deze kan geen taal produceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

belangrijkste functies linker en rechter hemisfeer

A

links: spraak
rechts: grotere rol bij het begrijpen van ruimtelijke relaties. reageert meer op emotionele prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cerebrale dominantie →
bij de meeste mensen is de linker of rechter hemisfeer dominant voor taalfuncties??

A

bij de meeste mensen is de linker hemisfeer dominant voor taalfuncties. Cerebrale dominantie wordt beïnvloedt door links- of rechtshandigheid. Van de 90-95% van de mensen die rechtshandig zijn, heeft meer dan 95% een dominantie in de linkerhersenhelft. Ongeveer 31-70% van de
linkshandigen, hebben dominantie in de linkerhersenhelft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is afasie

A

Afasie wordt gekenmerkt door een verminderd vermogen om taal te produceren en/of begrijpen in de gesproken gesigneerde of geschreven vorm. Afasie ontstaat secundair aan neuraal trauma (meestal een beroerte) en belemmert de goede
werking van hersengebieden die taal ondersteunen. Bij de meeste mensen gaat het
om schade aan de linker hersenhelft.
Ongeveer 15-30% van de mensen ontwikkelt afasie na een beroerte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Broca’s afasie (non-fluent speech)

A

→ stoornis in taalproductie (gesloten
woorden worden weggelaten);
o Schade in delen van de cortex, thalamus en basale ganglia;
o Begrip is relatief gespaard;
o Broca’s gebied helpt bij organiseren van spraak;
o Subtype: agrammatische afasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wernicke’s afasie

A

→ gemakkelijke taalproductie en spraak die wel
grammaticale structuur bevat, vloeiende afasie, beperking van het begrip;
o Jargon of neologische parafrasieën → uitingen die klinken als woorden in de taal van de spreker, maar zijn in feite geen echte woorden. Neologismen suggereren ofwel een verminderde woordvinding of semantische verwerking in Wernicke’s afasie.
o Moeite met vinden juiste woorden;
o Moeite met begrijpen van spraak, schrijven en gebarentaal → verband met moeite om namen van objecten te onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn afasie gerelateerde stoornissen?

A
  • pure woorddoofheid
  • alexia zonder agrafie
  • zuiver woordmutisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg pure woorddoofheid, alexia zonder agrafie
en zuiver woordmutisme uit.

A

Pure woorddoofheid → zeldzaam syndroom, patiënten kunnen geschreven taal wel begrijpen, maar gesproken taal niet. Spontane spraak is meestal normaal, soms met parafasische fouten. Vaak geassocieerd met beperkte laesies in de superieure temporale gyrus.
- Alexia zonder agrafie → patiënten kunnen schrijven, maar niet lezen. Hun vermogen om mondelinge spraak te begrijpen en te produceren blijft intact. Laesies die dit tekort veroorzaken, bevinden zich in de linker occipitale kwab
en strekken zich uit in het corpus callosum. De patiënt heeft een storing in het rechter gezichtsveld. Visuele informatie bereikt het linker gezichtsveld, maar paden die interpretatie van geschreven taal vanuit het linker gezichtsveld
mogelijk maken, worden onderbroken.
- Zuiver woordmutisme → ook bekend als afemie, veroorzaakt tekorten in de productie van mondelinge spraak met behoud van auditief begrip en het vermogen om te schrijven. Dysartrie en gezichtsverlamming gaan meestal gepaard met dit syndroom. Laesies meestal in of rond gebied van Broca.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fenomische prafrasie

A

Vervanging van het ene fenomeen door het andere binnen een enkel woord. /tevillision/ voor /television/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Neologische parafrasie

A

Vervanging van woordklanken die fonetisch
en semantisch niet gerelateerd zijn aan de
doelwoorden. /glick/ voor /pencil/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Semantsiche parafrasie

A

Vervanging van het ene woord door het andere,
maar niet altijd semantisch gerelateerd. /flew/ voor /soared/

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Broca’s afasie, en welke delen van de hersenen zijn hier bij betrokken

A

Wanneer hersenschade de taalproductie schaaft, noemen we het Broca’s afasie, of non-fluent afasie, ongeacht de exacte locatie van de schade.
Schade aan het gebied van Broca zorgt slechts voor een kleine of korte taalstoornis.
Tegenwoordig erkennen we dat de afasie van Broca verband houdt met schade in delen van de cortex, thalamus en basale ganglia.

17
Q

Broca’s afasie kenmerken

A

Mensen met Broca’s afasie zijn traag en onhandig met alle vormen van taalcommunicatie, inclusief spreken, schrijven, gebaren en gebarentaal gebruiken. Broca’s afasie heeft betrekking op taal, niet op de stemspieren. Als je een woord
hardop voorleest, activeert het kijken naar het woord je visuele systeem, dat vervolgens informatie uitwisselt met het gebied van Broca, dat vervolgens informatie uitwisselt met de motorische cortex. Terwijl je het woord zegt regelt je motorische cortex de output en blijft het gebied van Broca stil. Dat wil zeggen, het gebied van
Broca helpt bij het organiseren van spraak, maar het produceert geen spraak.

Mensen met afasie van Broca hebben vaak spraak die betekenisvol is, maar schaars. Hoewel de resultaten per persoon verschillen, laten ze over het algemeen voornaamwoorden, voorzetsels, voegwoorden, hulpwerkwoorden, tijd- en getallen
weg → gesloten klasse van grammaticale vormen (taal voegt zelden nieuwe voorzetsels, voegwoorden etc. toe). Mensen met afasie van Broca gebruiken zelden de gesloten woorden. Het probleem heeft betrekking op de woordbetekenissen, niet alleen op de uitspraak.

18
Q

afasie van wernicke, en welke hersengebieden bij betrokken

A

Hoewel patiënten konden spreken en schrijven, was hun taalbegrip slecht. Schade in en rond het gebied van Wernicke, gelegen nabij de auditieve
cortex, veroorzaakt wernicke’s afasie. Dit wordt gekenmerkt door een slecht taalbegrip en een verminderd vermogen om de namen van objecten te onthouden. Het staat ook wel bekend als fluent (vloeiende) afasie, omdat de persoon nog
steeds vlot kan spreken. Net als bij de afasie van Broca variëren de symptomen en hersenbeschadiging, en de schade reikt over het algemeen verder dan de cortex tot
in de thalamus en basale ganglia. We gebruiken de term afasie van Wernicke om een bepaald gedragspatroon te beschrijven, onafhankelijk van de locatie van de schade.

19
Q

kenmerken van de afasie van Wernicke

A
  1. Articuleren van spraak → in tegenstelling tot mensen met afasie van Broca, spreken mensen met afasie van Wernicke vloeiend, behalve wanneer ze even pauzeren om de naam van iets te bedenken. Ze hebben geen moeite met voorzetsels, voegwoorden of grammatica.
  2. Moeite met het vinden van het juiste woord → mensen met de afasie van Wernicke hebben anomie, waardoor ze moeilijk de namen van objecten kunnen onthouden. Ze verzinnen namen, vervangen de ene naam door een
    andere en gebruiken uitdrukkingen als ‘het ding dat we vroeger deden, met het ding dat op het andere leek’. Als ze er wel in slagen het juiste woord te vinden, kunnen ze deze verkeerd rangschikken.
  3. Slecht taalbegrip → mensen met afasie van Wernicke hebben moeite met het verstaan van spraak, schrijven en gebarentaal. Een verminderd begrip hangt nauw samen met de moeilijkheid om de namen van objecten te
    onthouden.
20
Q

fijne codering / fine coding

A

De linkerhersenhelft kan contextueel relevante betekenissen kiezen

21
Q

grove codering / coarse coding

A

De rechterhersenhelft activeert en behoudt verder verwante betekenissen.
Grove codering levert input die belangrijk kan zijn voor het actualiseren en herzien van interpretaties tijdens begrip. Grove codering houdt ook verband met iemands vermogen om figuurlijke betekenissen af te leiden en gevolgtrekkingen te trekken.

22
Q

Wernicke-Lichtheim-model

A

was de eerste poging om patronen van afasie na een beroerte te voorspellen. Het model anticipeerde op afasie-subtypen of -groepen op
basis van symptomen en de plaats van neuraal trauma.
- Symptomen werden gecast in termen van taalactiviteiten;
- Laesies (letsel) binnen de kerngebieden en de verbanden daartussen werden gebruikt om patronen van taalstoornissen bij afasie te voorspellen.
o Laesie van het auditief-motorische pad zou een
ontkoppelingssyndroom opleveren, zoals geleidingsafasie, gekenmerkt door het onvermogen om te herhalen wat er wordt gehoord.
Dit model luidde een tijdperk in van ‘connectionisme’ → ging ervan uit dat hogere
mentale functies afhankelijk waren van de verbindingen tussen verschillende centra in de cortex.

23
Q

Hoe kun je afasie diagnosticeren?

A

Ischemische beroerte is de meest voorkomende oorzaak van afasie. Alle patiënten met een nieuw geïdentificeerde afasie moeten een structurele
hersenscan ondergaan, meestal MRI. De scherpte van de presentatie bepaalt de urgentie van het testen → Abrupte presentatie suggereert acuut cerebrovasculair voorval.
Episodes van voorbijgaande afasie moeten aanleiding zijn voor onderzoek naar mogelijke aanvallen of transient cerebral ischemia (TIA). Bij dergelijke patiënten kunnen EEG en/of cerebrovasculaire beeldvorming nuttig zijn. Langdurige EEGmonitoring kan nodig zijn om actieve aanvalsactiviteit te detecteren bij sommige
patiënten met afasische status epilepticus.
Afasie met een sluipend begin en geleidelijke progressie, vooral bij volwassenen van middelbare of oudere leeftijd, duidt op neurodegeneratieve ziekte, maar er kan ook sprake zijn van een langzaam groeiende massa laesie.

24
Q

Hoe kun je afasie behandelen?

A

*Speech language therapy (logopedie):
Het doel van speech and language therapy is om een communicatiefunctie van patiënten te herstellen en patiënten en mensen in hun omgeving voor te lichten. Is de meest gebruikelijke en klassieke behandelingsmethode voor afasie na een beroerte. Het heeft statistisch significante voordelen voor afasiepatiënten in
functionele communicatie, lezen, schrijven en expressieve taal vergeleken met geen spraak- en taaltherapie.
*Farmacologische interventies:
zoals Bomocriptine, levodopa, Piracetam etc.
*Breinstimulatie:
- rTMS – repetitieve transcraniële magnetische stimulatie: rTMS induceert zwakke elektrische stromen die neurale membranen depolariseren of
hyperpolariseren → dit kan de activiteit van de huidige cortex vergemakkelijken of remmen. Laagfrequente rTMS heeft een positief effect op taalherstel bij patiënten met afasie na een beroerte. Ook naamgeving, herhaling en schrijfvaardigheid verbeterde na rTMS t.o.v. een controlegroep (dit is echter korte termijn)
-tDCS – transcraniële gelijkstroomstimulatie (direct current stimulation): tDCS is een andere neuromodulatietechniek die de corticale hersenactiviteit beïnvloedt. Zwakke elektrische stroom wordt via 2 elektroden aan de hersenen
geleverd.

25
Q

Welke factoren zijn gerelateerd aan het herstel van afasie?

A

Stroke-gerelateerde factoren:
- Plaats van laesie;
o Schade aan linker posterieure temporale en inferieure pariëtale gebied
→ semantische tekorten;
o Schade aan derde frontale gyrus (gebied van Broca en onderste deel van de precentrale gyrus) in combinatie met schade aan operculaire en
insulaire gebieden → ernstigere naamgevingsproblemen en algemene expressieve taalachterstanden bij personen met Broca’s afasie;
- Grootte van laesie;
o Kleine laesie → significante verbetering in auditief begrip, verbale expressie en schriftelijke expressie;
o Middelgrote laesie → verbeteren van auditief begrip en verbale expressie;
o Grote laesie → slechts verbeteren van auditief begrip;
o Grootte laesie in kritieke taalgebieden is voorspellend voor de ernst van afasie en herstelpatronen
- Afasie type;
- Patroon van herstel;
- Initiële ernst van beroerte en ernst afasie;
- Leeftijd;
o Ouder → hogere incidentie;
o Ernst van afasie neemt toe naarmate de leeftijd vordert;