taak 2 Flashcards
wat is neuroplasticiteit
het vermogen van de hersenen om te
veranderen en aan te passen als gevolg van ervaring (kneedbaarheid). De hersenen hebben het vermogen om paden te reorganiseren, nieuwe verbindingen te creëren en nieuwe neuronen te creëren.
wat zijn de 2 typen van neuroplasticiteit en leg ze uit.
- Functionele plasticiteit = het vermogen van de hersenen om functies te verplaatsen van een beschadigd gebied in de hersenen naar een
onbeschadigd gebied in de hersenen. - Structurele plasticiteit = het vermogen van de hersenen om zijn fysieke structuur aan te passen als resultaat van leren.
ontwikkelingsplasticiteit
neuronen in jonge hersenen ontkiemen snel
takken en vormen synapsen.
bestaat uit: verwerken sensorische info en synaptic pruning
wat is synaptic pruning
= ongebruikte synapsen worden geëlimineerd,
waardoor efficiënte netwerken van neurale verbindingen ontstaan.
welke types van corticale neuroplasticiteit zijn er?
Ontwikkelingsplasticiteit
Aanpassing van homologe gebieden
compenserende maskerade
Cross-modale reorganisatie
kaartextensie
wat is ontwikkelingsplasticiteit
groei in synapsen (en verfijning) + synaptic
pruning;
wat is aanpassing van homologe gebieden
Tijdens de vroege kritieke periode van ontwikkeling;
o Beschadiging in hersengebied → normale functies verplaatsen naar
niet-beschadigde gebieden (vaak in overeenkomend, homoloog, gebied
van de tegenoverliggende hersenhelft);
o Nadeel: het kan ten koste gaan van functies die normaal in de ruimte
zijn opgeslagen (moeten ruimte maken voor nieuwe functies);
compenserende maskerade
Alternatieve strategie bedenken voor het uitvoeren van een taak
(wanneer de initiële strategie niet kan worden gevolgd vanwege een
beperking) bijv. navigeren door oriëntatiepunten te onthouden wanneer
het ruimtelijk gevoel (richting- en afstandsgevoel) verstoord is;
o Verandering in de hersenen: reorganisatie van reeds bestaande
neuronale netwerken;
Cross-modale reorganisatie
Introductie van nieuwe input in een hersengebied zonder de
belangrijkste input;
▪ Bijv. blinde persoon heeft somatosensorische input (aanraking)
omgeleid naar de visuele cortex in de occipitale kwab;
o Alle sensorische cortices van de hersenen (visueel, auditief, reuk,
smaak en somatosensorisch) hebben een vergelijkbare
verwerkingsstructuur met 6 lagen;
▪ Visuele cortices kunnen nog steeds cognitieve functies uitvoeren
door representaties van de fysieke wereld te creëren, op basis
van input van een ander zintuig (verandering in functionele
toewijzing van een hersengebied);
Kaartextensie (map extension)
o Kaart = rangschikking van lokale regio’s in de hersenschors;
o Flexibiliteit van lokale regio’s die zich toeleggen op het uitvoeren van
één type functie of het opslaan van een bepaalde vorm van informatie;
o Groei en krimp van corticale kaarten door herhaald gedrag of stimulus;
▪ Groeien met impliciet leren (=passieve verwerving van kennis
door blootstelling aan informatie, vertrouwdheid met de
vaardigheid);
▪ Krimp naar baseline met expliciet leren (= actieve verwerving
van opgedane kennis door bewust op zoek te gaan naar
informatie);
o Tijdens het leren en oefenen van een vaardigheid
▪ Herhaalde oefening → behoud van aanvankelijke vergroting.
Wat is Synaptische plasticiteit
= synaptische modificatie (versterking of verzwakking) van
bestaande synapsen in reactie op het activiteitsniveau van de synaps.
Wat is neurogenese
stamcellen differentiëren tot neuronen en of gliacellen.
fetal alcohol syndrome
een aandoening die wordt gekenmerkt door hyperactiviteit, impulsiviteit, moeite om de aandacht vast te houden, wisselende mate van mentale
retardatie, motorische problemen, hartafwijkingen en gezichtsafwijkingen. Drinken tijdens de zwangerschap leidt tot uitdunning van de hersenschors
(cerebrale cortex) die aanhoudt tot op volwassen leeftijd. Meer drinken zorgt voor grotere tekorten, maar zelfs matig drinken heeft een meetbaar effect.
verschil far en near transfer
Far transfer (verre overdracht) = trainen met iets uitdagends om de intelligentie over het algemeen te verbeteren;
o Zwak effect: weinig tot geen verbetering in prestaties;
- Near transfer (nabije overdracht) = trainen voor één taak levert verbetering op voor een vergelijkbare taak
o Sterk effect: duidelijke voordelen in vaardigheden die werden
beoefend.
Verband tussen hersenontwikkeling en gedrag:
- Adolescenten: risicogedrag;
o Impulsiviteit;
▪ Zwakke respons in gebieden van de prefrontale cortex die verantwoordelijk zijn voor het remmen van gedrag → meestal hoe meer volwassen de prefrontale cortex, hoe beter men werd
in het onderdrukken van impulsen.
o Onmiddellijke beloning;
▪ Een meer waarschijnlijke verklaring voor risicovol gedrag van adolescent is dat de reactie van de hersenen op beloningen, vooral in het anticiperen op beloningen sterk toeneemt tijdens tienerjaren (opwinding zoeken, indruk maken op anderen).
Verband tussen hersenontwikkeling en gedrag:
- Oudere leeftijd;
o Vervaagd geheugen en redenering;
▪ Neuronen verliezen synapsen;
▪ Synapsen veranderen langzamer als reactie op ervaringen;
▪ Dikte van temporale cortex krimpt door de jaren;
▪ Frontale cortex wordt dunner;
▪ Afname van het volume van de hippocampus;
o Interventies tegen cognitieve achteruitgang;
▪ Dagelijkse beweging;
▪ Chemische interventies (bv. Bloedtransporters).
o Ouderen hebben de neiging om snel achteruit te gaan na een blessure of ziekte als gevolg van hersenontsteking.
▪ Ouderen die dagelijks bewogen → verbeteringen in de corticale
activiteit, aandacht en soms geheugen.