Taak 1: Neuropsychologische stoornissen Flashcards
Benoem 5 soorten Glia cellen en hun functie (houd het hoorcollege week 1 aan).
- Astrocyten: Zijn cellen die directe steun bieden en betrokken zijn in opruimen van neurotransmitters + ruimte opvullen.
- Microglia: Stel je hebt een hersenontsteking of bloeding, cellen sterven af en microglia ruimen dit op.
- Oligodentrocyten: Witten stof, cellen die voor witten stof zorgen. Zitten rondom axonen waardoor informatieoverdracht sneller gaat.
- Swancellen: Wittenstof in perifere zenuwstelsel.
- Ependym cellen: Hersenkamers produceren hersenvocht, er zit een scheidingswand tussen hersenkamers en dit zijn de ependymcellen.
Onder de hersenbalk zit het diencefalo, uit welke onderdelen bestaat deze?
Thalamus en hypothalamus
(en epithalamus, subthalamus en metathalamus)
De hersenstam bestaat uit het middenbrein en nog twee delen, welke twee delen zijn dit en welke functie hebben deze?
- De medulla (verlengde merg): Gedeelte dat de hersenen aan de ruggenmerg verbindt. Controleren vitale reflexen als ademhaling, hartslag, braken, speeksel, hoesten en niezen.
- De Pons: Bevat kernen voor verschillende hersenzenuwen. Hier kruisen axonen van elke hersenhelft naar de andere kant van de ruggenmerg, zodat de linker hersenhelft de spieren bestuurt aan de rechterkant van het lichaam.
Hoe heet de scheiding tussen de frontale en pariëntale kwab?
De Centrale sulcus
Waaruit bestaat de Basale Ganglia? Benoem de 4 kernen.
-Striatum (bestaat uit Putamen & Caudate nucleus)
- Pallidal complex (Globus pallidus internus & Globus pallidus externus)
- Substatia nigra
- Subthalamic nucleus (STN)
Wat vormt de grens van de hersenstam en uit welke onderdelen bestaat dit systeem?
Het libischsysteem, bestaat uit de amygdala, hypocampus, hypothalamus, cingulate gyrus en olfactory bulb.
Wat zijn ventrikels en waar dienen deze voor?
Ventrikels zijn holtes waarin geen weefsel maar hersenvocht zit. Dit helpt voor bescherming en evenwicht.
Evt: Hersenen zweven in vloeistof en dat zorgt ervoor dat de hersendruk gelijkmatig verdeeld wordt.
Benoem de 4 hersenkwabben en hun functie.
- Frontaal kwab: Cognitieve functies (Planning, redenatie, remming,), Controle over blaas, deel van aansturing van lopen, fijne motoriek, werkgeheugen.
- Pariëtaal kwab : Primaire sensorische cortex, homunculus van het gevoel/sensitiviteit, lichamelijke zintuigen, lichaamshouding.
- Occipitaal kwab: Visuele informatie, voor zicht belangrijk.
- Temporaal kwab: Taal (wernicke), primaire auditieve cortex (=gehoor), associatie cortex (draagt bij aan complexere gezichtsvermogen), en limbisch systeem (= emoties) (aan de binnen kant zit de amygdala die verantwoordelijk is voor angst).
(Of kort volgens Stuvia):
Frontaal: Denken
Occipitaal: Visueel, zicht
Temporaal: Auditief, horen
Parientaal: Bewegingscontrole, waarneming
Waaruit bestaat het zenuwstelsel?
Het zenuwstelsel bestaat uit het Centrale zenuwstelsel (hersenen & ruggenmerg) en het perifere zenuwstelsel (Verbindt de hersenen en het ruggenmerg met de rest van het lichaam.
Perifere zenuwstelsel bestaat uit twee delen:
- Somatische zenuwstelsel: Bestaat uit axonen die berichten van de zintuigen naar het Centrale zenuwstelsel brengen en andersom van het Centrale zenuwstelsel naar de spieren.
- Autonome zenuwstelsel: Controleert het hart, darmen en andere organen.
Het autonome zenuwstelsel bestaat ook uit twee delen:
- Het sympatische zenuwstelsel (Bewust): Sympathische axonen bereiden de organen voor op ‘vechten of vluchten’, vb je hartslag verhogen, zweetklieren etc.
- Het parasympathische zenuwstelsel (onbewust): Ook wel het ‘rust- en verteringssysteem’. Kan hartslaag verlagen na activiteit.
Zet de scan bij de juiste omschrijving.
A. fMRI
B. PET
C. EEG
D. TMS
E. CT/CAT
F. MRI
1 = Meet elektrische activiteit in de hersenen (functie). Elektrode op de schedel meten de golven. Wordt gebruikt voor epilepsie of slaapproblemen. Kan meten wanneer er elektrische activiteit is maar niet waar dat dit plaatsvindt. Neemt niet veel tijd in beslag en is niet duur zijn voordelen.
2 = Zend een signaal hierdoor komt een magnetisch veld, vervolgens houdt je dit boven het hoofd en het magnetische veld gaat door de schedel naar de hersenen. Er komt een elektrische signaal tussen de hersencellen. Zorgt voor een storing in het deel van die hersenen. Werkt ook andersom omdat neuronen kleine elektrische signalen afstoten. Je kunt zo zien hoe een gebied in de hersenen geactiveerd wordt. Vb. Reageren hersenen beter op koffie of op slaap.
3 = Gaat over de structuur kan kijken wanneer er een tumor aanwezig is. Nadeel is dat deze duur is en zegt niets over gebieden.
4 = Meet radioactieve elementen in de hersenen. Er wordt een radioactief element/glucose ingebracht (een tracer) in de bloedbaan en wordt zo gevolgd. Kan gebruik worden hoe medicatie de hersenen beïnvloed. Kan ook kijken waar en wanneer er activiteit in de hersenen is. Voordeel is dat ook glucose etc, nadeel is dat het sloom is en iets ingespoten moet worden.
5 = Meet hoe snel zuurstof wordt opgenomen door hersencellen, zo kun je kijken waar er activiteit is. Zegt alleen iets over de structuur.
6 = Combineert brain function en brain structure, kijkt waar en wanneer er activiteit is in de hersenen. Nadeel is dat het duur is en weinig ruimte voor gedragsexperimenten.
A = 6
B = 4
C = 1
D = 2
E = 3
F = 5
Wat is de Plexus Choridus?
Een kliertje in de hersenen dat van bloed, hersenvocht maakt.