T11 Woorden V6 Flashcards

1
Q

abandonner

A

in de steek laten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

accueillir

A

ontvangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

admettre

A

toegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ailleurs

A

elders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

d’ailleurs

A

trouwens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

amélioration

A

verbetering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

adapter

A

aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

auparavant

A

vooraf, van tevoren, daarvoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

avancer

A

opschieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

avertir

A

waarschuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

basculer

A

wankelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

le bouleversement climatique

A

klimaatverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

à cause de

A

vanwege, door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

brancher

A

inschakelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

la chute

A

de val

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

le boulot

A

het baantje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

baisser

A

verlagen, dalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

le chômage

A

de werkeloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

le chef-d’oeuvre

A

het meesterwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

le citoyen

A

de burger (citizen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

le clochard

A

de zwerver

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

cesser de

A

ophouden met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

le commerce

A

de handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

le comportement

A

het gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
la condamnation
de veroordeling
26
la confiance
het vertrouwen
27
conseiller
aanraden
28
convaincre
overtuigen
29
le courriel
de e-mail
30
au cours de
in de loop van
31
craindre
vrezen
32
davantage
meer
33
la déception
de teleurstelling
34
déclencher
veroorzaken
35
désapprouver
afkeuren
36
le developpement
de ontwikkeling
37
deviner
raden (niet doen!)
38
diffuser
verspreiden
39
disparaître
verdwijnen
40
donner lieu à
aanleiding geven tot
41
sans doute
zonder twijfel
42
économiser
besparen
43
empêcher
verhinderen
44
l'écolo
milieubewust persoon
45
l'échec
de mislukking
46
élargir
verbreden
47
l'environnement
het milieu
48
envisager
onder ogen zien, overwegen
49
estimer
schatten
50
établissement
instelling
51
étonnant
verbazingwekkend
52
exagérer
overdrijven
53
exclure
uitsluiten, schrappen
54
faire face à
het hoofd bieden aan
55
la famine
de hongersnood
56
favoriser
begunstigen
57
la foi
het geloof (als in religie of overtuiging?)
58
la formation
de opleiding
59
grâce à
dankzij
60
la grève
de staking
61
hésiter
aarzelen
62
ignorer
negeren, niet weten (ignorent)
63
indigné
verontwaardigd
64
intervenir
tussen beide komen
65
à jamais
voor altijd (<3)
66
ne .... jamais
nooit (
67
juif, juive
joods
68
le lien
de band, link (connectie)
69
lors de
tijdens
70
lorsque
toen
71
lumineux
stralend (das me)
72
la majorité
de meerderheid (let op; niet mayo)
73
malgré
ondanks
74
même si
zelfs al / ook al
75
la menace
de bedreiging
76
mériter
verdienen
77
modifier
wijzigen
78
moqueur
spottend (bijvoegelijk hoe?)
79
les moeurs
de zeden, gewoorten (denk zedenroman)
80
la mortalité
het sterftecijfer (geboorte cijfer waar <3)
81
la moitié
de helft
82
ne ... que
slechts
83
notamment
vooral
84
obligatoir
verplicht
85
obtenir
krijgen
86
partager
delen
87
à peine
nauwelijks
88
permettre
toestaan
89
perturber
verstoren (perturbed)
90
polluant
vervuilend
91
poursuivre
achtervolgen, voortzetten
92
précieux
kostbaar
93
la preuve
het bewijs
94
prevenir
voorkomen, waarschuwen
95
prospère
welvarend
96
prudent
voorzichtig
97
quitter
verlaten
98
ravager
verwoesten
99
rassurer
gerust stellen
100
recourir à
zich wenden tot
101
réduire
beperken, verminderen (reduce)
102
réfléchir sur
nadenken over
103
relier
verbinden
104
renforcer
versterken
105
reprendre
hervatten
106
remporter
behalen, winnen
107
le reseau
het netwerk
108
les reseaux sociaux
de social media
109
résoudre
oplossen
110
la retraite
het pensioen
111
sauf
behalve
112
le sondage
de enquête
113
souffir
lijden
114
le soutien
de steun
115
témoigner
getuigen
116
le tiers-monde
de derde wereld
117
urbanisé
bebouwd
118
l'utilisation
het gebruik
119
en vain
tevergeefs (in vain)
120
veiller à
waken voor, toezien op
121
le voile
de sluier, hoofddoek
122
soudain
plotseling
123
surgir
plotseling verschijnen, opduiken
124
ressentir
voelen
125
la réussite
succes, goede afloop
126
selon
volgens
127
la sagesse
de wijsheid
128
le vote
de stem, de stemming
129
temporaire
tijdelijk
130
le taux
gehalte, percentage
131
ni ... ni
noch ... noch
132
ne ... guère
nauwelijks
133
grossir
groeien
134
le lieu
de plek
135
francophone
franstalig
136
l'éclat
de schittering, pracht
137
désormais
voortaan
138
entretenir
onderhouden
139
épuisé
uitgeput
140
diriger
besturen, beheren
141
avouer
bekennen, toegeven