T Flashcards
(121 cards)
1
Q
de tafel
A
la table
2
Q
de tak
A
la branche
3
Q
de tas
A
le sac
4
Q
te laat zijn
A
être en retard
5
Q
het team
A
l’équipe
6
Q
tekenen
A
dessiner
7
Q
de tekenfilm
A
le dessin animé
8
Q
een stripboek
A
une bande dessinée
9
Q
de tekst
A
le texte
10
Q
de telefoon
A
le téléphone
11
Q
de draagbare telephone
A
le téléphone portable
12
Q
teleurgesteld
A
déçu(e)
13
Q
blij
A
content
14
Q
de televisie
A
la télévision
15
Q
tellen
A
compter
16
Q
de tent
A
la tente
17
Q
de tentoonstelling
A
l’exposition
18
Q
teruggaan
A
retourner
19
Q
terugbetalen
A
rembourser
20
Q
terugbrengen
A
ramener
21
Q
terugdeinzen
A
reculer
22
Q
teruggeven
A
rendre
23
Q
terugkomen
A
revenir
24
Q
terugroepen
A
rappeler
25
terugtrekken
retirer
26
terugstuiten
rebondir
27
terugzenden
renvoyer
28
de test, de toets
le test, l'examen
29
testen
tester
30
thuis
à la maison
31
de tijd
le temps
32
de toerist
le touriste
33
de toeschouwer
le spectateur
34
toestaan
autoriser
35
toevoegen
ajouter
36
tonen
montrer
37
de toren
la tour
38
het touw
la corde
39
toveren
faire de la magie
40
traag
lent, lentement
41
snel, vlug
rapide
42
de traan
la larme
43
de trap
l'escalier
44
trekken
tirer
45
trots
fier
46
de trots
la fierté
47
de trouw
le mariage
48
de tuin
le jardin
49
de tweeling
le jumeau
50
te
trop
51
tegen
contre
52
tegenover
en face de
53
terug
de retour
54
terwijl
pendant que
55
tijdens
pendant
56
tot straks
à bientôt
57
tot
jusqu'à
58
tussen
entre
59
la table
de tafel
60
la branche
de trak
61
le sac
de tas
62
être en retard
te laat zijn
63
désolé pour le retard
mijn excuses voor de vertraging
64
l'équipe
het team
65
dessiner
tekenen
66
la signature
ondertekening
67
le dessin animé
de tekenfilm
68
une bande dessinée
een stripboek
69
le texte
de tekst
70
le téléphone
de telefoon
71
le téléphone portable
de draagbare telefoon
72
déçu(e)
teleurgesteld
73
content
blij
74
la télévision
de televisie
75
compter
tellen
76
la tente
de tent
77
l'exposition
de tentoonstelling
78
retourner
teruggaan
79
rembourser
terugbetalen
80
ramener
terugbrengen
81
reculer
terugdeinzen
82
rendre
teruggeven
83
terugkeren
rentrer
84
revenir
terugkomen
85
rappeler
terugroepen
86
rebondir
terugstuiten
87
retirer
terugtrekken
88
renvoyer
terugzenden
89
le test, l'examen
de test
90
tester
le test, l'examen
91
à la maison
thuis
92
le temps
de tijd
93
le touriste
de toerist
94
le spectateur
de toeschouwer
95
autoriser
toestaan
96
ajouter
toevoegen
97
montrer
tonen
98
la tour
de toren
99
la corde
de touw
100
faire de la magie
toveren
101
lent, lentement
traag
102
rapide, vite
snel, vlug
103
la larme
de traan
104
pleurer
huilen
105
l'escalier
de trap
106
tirer
trekken
107
fier
trots
108
la fierté
de trots
109
de trouw
le mariage
110
de tuin
le jardin
111
de tweeling
le jumeau
112
trop
te
113
contre
tegen
114
tegenover
en face de
115
de retour
terug
116
pendant que
terwij
117
pendant
tijdens
118
à bientôt
tot straks
119
jusqu'à
tot
120
entre
tussen
121
Traag maar zeker
Slowly but surely