Systeem aarde Flashcards
actualiteitsbeginsel
Het uitgangspunt dat fysische processen zoals die nu plaatsvinden in het verleden ook zo plaatsvonde
lithosfeer
De buitenste schil van de aarde bestaande uit de aardkorst en het vaste buitenste gedeelte van de aardmantel.
Asthenosfeer
De lithosfeer bestaat uit 6 grote platen en een stuk of tien kleinere platen. Deze platen drijven op het deel van de buitenmantel dat taai-vloeibaar is en Asthenosfeer wordt genoemd.
Stollingsgesteenten
Worden gevormd door afkoeling van magma, zij vormen zo’n 95% van de aardkorst.
Sedimentgesteenten
Ontstaan door het neerslaan van materiaal dat wordt aangevoerd door de lucht, door het water of door het ijs.
Metamorfe gesteenten
Worden gevormd doordat stollings en sedimentgesteenten onder invloed van druk en/ of een verhoogde temperatuur een gedaanteverwisseling (metamorfose) ondergaan.
dieptegesteente
magma dat onder de aardkorst stolt en maakt graniet
Uitvloeiingsgesteente
magma bij vulkaanuitbarsting koelt snel af en stolt. maakt Basalt
Klastischgesteente
zand/klei in water wordt tot dikke lagen met druk tot zandsteen gemaakt.
Kalksteen
in zee door organische en anorganische kalkdeeltjes ontstaat kalksteen
Marmer
ontstaat door kalksteen
Paleomagnetisme
Bepaling van de ouderdom van aardlagen aan de hand van de stollingsrichting van de ijzerdeeltjes in de verschillende aardlagen.
Superpositie
onderliggende steenlagen zijn ouder dan bovenliggende
convectiestromen
Stromingen van vloeibaar gesteente die in de mantel opwellen, onder de lithosfeer afkoelen, zijdelings wegstromen en uiteindelijk weer dalen. Door deze convectiestromen bewegen de platen van de lithosfeer.
hypocentrum
plaats waar een aardbeving ontstaat
epicentrum
plaats loodrecht boven hypocentrum op het oppervlak
Divergentie
Platen bewegen van elkaar af -> Opbouw lithosfeer.
Convergentie
Platen bewegen naar elkaar toe -> Afbraak lithosfeer.
subductiezone
Oceanische plaat duikt onder continentale en zinkt in de mantel. Het gebied waar dit gebeurt noem je een subductiezone
Transversale beweging
Platen schuiven langs elkaar -> Geen Opbouw/Afbraak lithosfeer
Vulkanisme
Bij een eruptie(vulkaanuitbarsting) komt doorgaans gesmolten gesteente(magma) naar buiten het herkomstgebied van magma heet de haard.
Schildvulkaan
door divergentie. Midoceanische ruggen en hotspots. Flauwe hellingen, effusief.
Stratovulkaan
door subductie. Veel druk dus explosief met stoperige lava en mogelijke pyroclastie
Hotspots
Vanuit de rand buitenkern/binnenmantel stijgen grote bellen magma op: mantelpluimen. Bij de aardkorst zal de mantelpluim de korst omhoog drukken en doen scheuren.
troposfeer
zorgt voor het klimaat en het weer en bevat 80% van alle belangrijke gassen die samen de atmosfeer vormen.
Atmosfeer
onthult de aarde. De zon is de motor van de atmosfeer.
hydrosfeer
al het water op aarde
biosfeer
alle organismen op aarde
Hydrologische kringloop
water kringloop, Water verdampt door opwarming van de zon en dit worden wolken in de lucht. Het proces dat waterdamp wolken worden heet condenseren. De waterdruppeltjes samen zijn wolken. Uit de wolken valt dan weer de neerslag. Dit kan in de vorm van regen, sneeuw, ijzel, hagel.Een deel van de wolken regent uit boven zee. Dit is de korte waterkringloop.
stralingsbalans
De energiebalans verschilt per breedtegraad. Hoe hoger de breedte, hoe minder warmte er is. Dit komt omdat 1 zonnestraal een groter stuk aarde moet verwarmen dan dat hij dat bij de evenaar doet. Ook is de weg die de zonnestraal aflegt naar de polen langer dan naar de evenaar.
Albedo
Weerkaatsing/reflectie van zonne-energie. Hoe hoger het albedo, hoe lager de opname van energie.
De wet van Buys Ballot
Door rotatie van de aarde: een stroming op het noordelijk halfrond heeft een afwijking naar rechts (wind in de rug) en een stroming op het zuidelijk halfrond heeft een afwijking naar links (wind in de rug).
corioliseffect
De rotatie van de aarde zorgt bij een lange afstandsschot voor afwijkingen, die bij het noordelijk en zuidelijk halfrond verschillend zijn en in de buurt van de evenaar het grootste effect heeft.
moessons
Land of zeewind die elk halfjaar van richting veranderd.
Passaat
De passaat is een zeer bestendige oostelijke wind die het hele jaar waait tussen de subtropische hogedrukgebieden (op de paardenbreedten) en de intertropische convergentiezone met lage druk.
oceanische circulatie
warme verplaatsing door zeestromen
thermohaline zeestroom
een diepzeestroom die ontstaat door verschillen in zoutgehalte en temperatuur. Dankzij deze stroom hebben wij een relatief mild klimaat.
klimaat wordt bepaald door:
stralingsbalans, luchtcirculatie, zeestromen, breedteliggingen, reliëf
Verwering
tijd en temperatuurverschillen laten een steen in stukken breken.
Fysische verwering
door vorst, temperatuur verschil of plantenwortels
Chemische verwering
gesteente valt uit elkaar en veranderd daarbij van samenstelling. Mineralen uit gesteente reageren met water en zuurstof.
Erosie
uitschuren door rivieren, ijs, wind en zeewater.
Sedimentatie
materiaal door erosie wordt neergelegd.
Meanderen
brede lussen waardoor het water langzaam stroomt, er wordt veel gesedimenteerd. In de buitenbochten zal erosie ontstaan.
deltakusten
een ophoping van sedimenten.
Vlechtende rivier
in gebieden met onregelmatige afvoer is dit te vinden. Er is veel verweringspuin, en beddingen worden dus vaak geblokkeerd door stenen.
puinwaaier
Aan de voet van de berg ontstaat een puinwaaier omdat daar de snelheid lager wordt en het puin daar neergelegd wordt.
Tropische zone
tussen evenaar en keerkringen, A-klimaat
Bodem: tropische bodem, latosol. Weinig humus. Veel uitspoeling, rode kleur en niet vruchtbaar
Subtropische zone
koeler dan tropische, zeeklimaat en Cs-klimaat. Loofwouden en mediterrane vegetatie.
Bodem: minder uitspoeling, roodgeel, iets vruchtbaarder.
Gematigde zone
Noord-Amerika, Rusland en Europa. Zomergroene loofwouden of gemengd. Bruine bosbodem: vruchtbaarder, meer humus en minder uitspoeling.
Boreale zone
overgang tussen gematigd en polair, meestal onder 10c. weinig neerslag. Taiga’s, dennenbossen
Bodem: podzolbodem, zure humus. Inspoeling en zand als moedermateriaal. Onvruchtbaar
Polaire zone
nooit warmer dan 10c. sneeuw, toendra’s, ijskappen.
Bodem: toendrabodem: nauwelijks horizonten: permafrost.
(Semi) aride zone
hoeveelheid neerslag laag. Droge gebieden, aflandige wind of regenschaduw. Woestijnen, nauwelijks plantengroei.
Bodem: steppebodem bij steppe, veel en lang gras, dikke laag humus, vruchtbaar.
Woestijnbodem bij woestijnklimaten, weinig humus, geen inspoeling en uitspoeling.
Cultuurlandschappen
Steden, industriegebieden en landbouw vormen de natuur tot cultuurlandschap.
Landbouw qua opp. Grootste rol. Gebonden aan natuur.
Geofactoren
gesteente, reliëf, klimaat, lucht, bodem, water, vegetatie, mens, dier, tijd
Natuurramp
Ramp, veroorzaakt door de natuur, waarbij veel slachtoffers vallen en er veel schade is.
Milieuramp
Verstoring van de natuur door de mens, waardoor zich een ramp met slachtoffers en financiële schade voordoet.
landdegradatie
directe aantasting van landschap door verkeerd gebruik van mens en vee.
Bodemerosie
Het snel verdwijnen van de voor plantengroei belangrijke verweringsgrond, meestal het gevolg van menselijke activiteiten.
Bodemdegradatie
Verlies van de toplaag van de bodem. Hierdoor wordt de productiecapaciteit minder. Vooral gevolg van water- en winderosie.
verwoestijning
bodemerosie droge gebieden verstoort waterhuishouding.
Geen infiltratie van regenwater. Verwoestijning is als hierdoor geen landbouw mogelijk is.
Door: overbeweiding, verlies landbouwmethoden, overbevolking etc.
Verzilting
door overvloedige irrigatie zakt overtollig water naar grondwater.
Grondwaterspiegel stijgt capillaire opstijging wordt mogelijk opgeloste zouten bereiken opp. verdampen zout slaat neer.
Duurzaam landgebruik
natuurlijke hulpbronnen zo gebruiken dat je je behoeften van deze tijd vervult, maar dat je de behoeften voor de komende generaties niet verstoord.