Nederland Flashcards

1
Q

zachte kusten

A

kunststrook die door de natuur is gevormd zoals duinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

harde kusten

A

door de mens aangelegde en onderhoude zeewering, die ten minste gedeeltelijk bestaat uit bouwmateriaal, zoals hout, basalt en asfalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

duinen

A

door de wind gevormde zandheuvel aan de landzijde van het droge strand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wadden

A

gebied dat onder invloed staat van een groot getijverschil en waarvan bij eb grote oppervlakten droogvallen en dat bij vloed onder water loopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

estuaria

A

trechtervormige riviermonding waar zoet rivierwater en zout zeewater zich vermengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kustprocessen

A

voortdurende verandering van de kustlijn onder invloed van natuurlijke en menselijke factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zeestroming

A

zoutwaterstroming in de zee ten gevolge van getijdenwerking, opstuwing door de wind, dichtheidsverschillen of golfwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

getijdenstroming

A

waterbeweging die het gevolg is van de afwisseling van eb en vloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

springtij

A

getijdensituatie van extra hoog water op zee als gevolg van het samenvallen van de aantrekkingskracht van de zon en de maan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

doodtij

A

getijdensituatie op zee waarbij het verschil tussen hoog- en laagwater minimaal is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zeespiegelstijging

A

een langdurige verhoging van het zeeniveau met als voornaamste oorzaak de opwarming van het klimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bodemdaling

A

verlaging van de hoogte van het maaiveld, een rivierbodem of de zeebodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

stroomgebied

A

het hele gebied dat afwatert op een bepaalde rivier en zijn zijrivieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stroomstelsel

A

rivier met alle zijrivieren en vertakkingen die deel uitmaken van hetzelfde stroomgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waterscheiding

A

de grens tussen twee stroomgebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waterafvoer

A

de manier waarop overtollig water uit een gebied wegstroomt of wordt verwijderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

debiet

A

hoeveelheid water die op een bepaald punt door een rivier of beek stroomt, m3 per seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

regiem

A

jaarlijkse schommelingen in de waterafvoer van een rivier of beek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

vertragingstijd

A

periode tussen de waterstandsverhoging in een bovenstrooms gedeelte van een rivier en de te verwachten verhoging in een kwetsbaar benedenstrooms gelegen gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

piekafvoer

A

betrekkelijk kort durende, snel opkomende en aanzienlijk grote extra waterafvoer van een rivier die gemiddeld 1 keer per jaar of minder voorkomt. Heet ook wel afvoergolf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

verhang

A

hoogte verschil tussen twee plaatsen langs een rivier of beek, uitgedrukt in km

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

verval

A

hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier of beek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

dwarsprofiel rivieren

A

dwarsdoorsnede van een riviergeul of beek op een bepaald punt, die de waterbreedte en de verschillen in waterdiepte laat zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

uiterwaarden

A

hoger gelegen, buitendijks deel van het winterbed van een rivier, tussen zomer- en winterdijk, dat periodiek overstroomt en door sedimentatie wordt opgehoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

zomerbed

A

hoofdgeul van een rivier of beek die meestal wordt begrensd door zomerdijken of zomerkaden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

winterbed

A

gebied rond een rivier of beek dat bestaat uit het zomerbed en de uierwaarden, en dat meestal wordt begrensd door winterdijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

lengteprofiel rivieren

A

grafische weergave van de hoogteligging van de loop van een rivier of beek over een bepaald traject, bijvoorbeeld vanaf de bron tot de monding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

bovenloop

A

deel van de rivier of beek vanaf de bron of oorsprong tot de middenloop waar het verval, de stroomsnenlheid en de uitschuring over het algemeen groot zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

middenloop

A

deel van een rivier of beek tussen bovenloop en benedenloop waar erosie en sedimentatie ongeveer in evenwicht zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

benedenloop

A

deel van een rivier of beek vanaf de middenloop tot de monding, waar het verval en de stroomsnelheid over het algemeen gering zijn en de sedimentatie groot is

31
Q

stuw

A

beweegbare dam in een rivier of beek om de waterafvoer te beïnvloeden voor bijvoorbeeld scheepvaart, recreatie of irrigatie

32
Q

krib

A

korte dwarsdam die loodrecht op de rivieroever is aangeleggd en die dient om de stroomsnelheid te vergroten

33
Q

dijk verzwaring

A

versterking van een dijk door hem te verbreden, te verhogen of te verstevigen

34
Q

Rijkswaterstaat

A

overheidsdienst die het beleid uitvoert op het gebied van veiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid in Nederland

35
Q

waterschappen

A

Regionale overheidsinstantie die zorgt voor het waterbeheer in een bepaald gebied.

36
Q

Tweede Deltacommissie

A

Staatscommissie die de overheid moest adviseren over de gevolgen voor de Nederlandse kust van de te verwachten zeespiegelstijging, de afvoer van de grote Nederlandse rivieren en andere klimatologische en maatschappelijke ontwikkelingen in de komende eeuw en welke duurzame oplossingen er mogelijk zijn

37
Q

Deltaprogramma

A

een plan opgesteld door de Tweede Deltacommissie om Nederland te beschermen tegen overstromingen of een tekort aan zoet water

38
Q

Deltafonds

A

Geldreservering in de rijksbegroting met behulp waarvan ook in de toekomst de waterveiligheid en de zoetwatervoorziening van Nederland worden zekergesteld

39
Q

Deltawet

A

wet ui 1958 die was gericht op de uitvoering van de Deltawerken, zoals aflsuiting van de zeearmen tussen de Westerschelde en de Nieuwe Waterweg en de versterking van de hoogwaterkering ter beveiligign van Nederland tegen stormvloeden

40
Q

Nationaal Waterplan

A

uitwerking van het Deltaprogramma, gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening

41
Q

Integraal waterbeleid

A

samenhangend beleid wat betreft invalshoeken en schaalniveaus op het gebied van waterveiligheid en watervoorziening

42
Q

primaire waterkering

A

een duin, dijk, dam of ander object dat de inwoners van een gebied beschermt tegen water

43
Q

dynamisch handhaving

A

vorm van kustbescherming waarbij de kustlijn binnen een bepaalde bandbreedte mag bewegen zodat water en wind vrij spel hebben

44
Q

zandsuppletie

A

kunstmatig aanbrengen van zand op strand of onderwateroever om de gevolgen van kusterosie te herstellen

45
Q

zandmotor

A

een experimentele manier van kustbescherming en kustonderhoud in de vorm van een aangelegde zandvlakte voor de kust, waarbij de natuur helpt bij de bescherming tegen de zee

46
Q

bolwerkvorming

A

proces waarin de kust dicht aan zee wordt bebouwd en haar flexibiliteit verliest

47
Q

slufter

A

zoute of brakke duinvallei die in open verbinding staat met de zee, zodat zout water onder invloed van het getij kan binnenstromen

48
Q

verdieping

A

technische ingrepen om de rivier meer ruimte te geven, zodat een grotere waterafvoer mogelijk wordt. Door uiterwaard te verdiepen of door zomerbed uit te graven

49
Q

verbreding/dijkverlegging

A

landinwaarts verplaatsen van de winterdijk om een grotere waterafvoer mogelijk te maken

50
Q

obstakels verwijderen

A

verwijdering van een voorwerp of begroeiing uit het rivierbed, zodat het water vrij kan doorstromen

51
Q

kribverlaging

A

verlaging van de korte dwarsdammen in de rivier om bij hoge waterstanden een grotere waterafvoer mogelijk te maken

52
Q

nevengeulen aanleggen

A

extra rivierloop evenwijdig aan de rivier die bij een gemiddelde waterstand en bij laagwater niet of nauwelijks water afvoert, maar die bij hoogwater een deel van de rivierafvoer kan verwerken

53
Q

uiterwaardvergraving

A

het naar beneden brengen van een deel van de uiterwaard om meer bergingsruimte voor water te maken en de waterafvoer te vergroten

54
Q

drietrapsstrategie

A

aanpak volgens Nationaal Waterplan die waterhuishoudkundige problemen voorkomt door het principe van vasthouden bergen en afvoeren

55
Q

vasthouden (retentie)

A

maatregel binnen de drietrapsstrategie om wateroverlast te vermijden, waarbij overtollig water in een gebied wordt vastgehouden

56
Q

bergen

A

maatregel binnen 3trapsstrategie: tijdelijk opslaan van water

57
Q

afvoeren

A

maatregel binnen 3trapsstrategie: wateroverlast vermijde waarbij overtollig water via rivieren en kanalen naar een ander gebied wordt gebracht

58
Q

verzilting

A

toename van het zoutgehalte in de bodem of in het grond- en opp water

59
Q

verdroging

A

toestand waarin er te weinig grondwater beschikbaar is om de natuurwaarden te garanderen

60
Q

watertoets

A

beschrijving van de manier waarop rekening moet worden gehouden met de waterhuishouding bij nieuwe besluiten op het gebied van de ruimtelijke ordening

61
Q

Retentiebekkens

A

een lager gelegen gebied dat speciaal is ingericht om een teveel aan water tijdelijk te bergen om overlast te voorkomen

62
Q

Noordvleugel

A

Noordelijke zone van de Randstad met alle stadsgewesten vanaf Utrecht t/m Alkmaar

63
Q

Zuidvleugel

A

Zuidelijke zone van de Randstad met Rotterdam, Den Haag en Dordrecht

64
Q

Groene Hart

A

omliggende stadgewesten van de Randstad relatief dunner bevolkte gebied met een meer landelijke uitstraling

65
Q

creatieve stad

A

stad waarin veel nieuwe ntwikkelingen en innovaties tot stand komen of een zetje in de rug krijgen in decreatieve industrie

66
Q

kenniseconomie

A

samenleving waarbij een belangrijk deel van de economische groei voortkomt uit kennis

67
Q

Science park

A

bedrijventerrein met een cocnentratie bedrijven met wetenschappelijke/ technologische inslag

68
Q

Smart city

A

stad waarin de moderne digitale communicatietechnieken intensief gebruikt worden bij diensteverlening

69
Q

buurtprofiel

A

typering van een buurt: kenmerken van bewoners, woningen en woonomgeving

70
Q

bewonerskenmerken

A

eigenschap van de mensen in een buurt of wijk over grootte van huishoudens, etniciteit etc.

71
Q

woonomgeving

A

de sociale en gebouwde omgeving van woningen

72
Q

VINEX-locatie

A

grootschalige nieuwe woningbouwlocatie aan de rand van een stedelijk gebied

73
Q

sociale cohesie

A

de samenhang van desamenleving of de wijkbeolking

74
Q

herstructurering

A

grondig opknappen van naoorlogse buurten of ouudere industrie locaties