Studie en beroep Flashcards
De sprong, thema 1
1
Q
Ik doe/volg een cursus …
no preposition follows in Dutch
A
I am doing a course in
2
Q
Ik ben / Ik werk als
A
I am / I work as a
3
Q
Ik werk in loondienst bij
A
I am an employee at
4
Q
Ik werk voor
A
I work for
5
Q
Ik heb een eigen bedrijf
A
I own a company
6
Q
Mijn werkzaamheden/taken zijn
A
My tasks are
7
Q
Ik ben verantwoordelijk voor
A
I am responsible for
8
Q
een beroep uitoefenen
A
to practice a profession
9
Q
vaste baan
A
permanent job
10
Q
opzeggen
A
to quit (work) or cancel (subscription)
11
Q
eigenaar
A
owner
12
Q
ontwikkeling
A
development
13
Q
toepassing
A
application
14
Q
zijn bezig met
A
to be busy with
15
Q
de overtocht
A
the crossing