Strategie week 4 Flashcards

1
Q

(Hoofdstuk 8) alignment

A

strategische veranderingen worden gemaakt om zo een nieuwe vorm van richting te creëren waarbij de doelenpassen bij de dynamiek van de externe omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

(Hoofdstuk 8) strategic alignment

A

is het continu strategisch meeveranderen om zo in harmonie te blijven met de externe omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(Hoofdstuk 8) Businessmodel

A

een specifieke configuratie van resources, waarde toevoegende activiteiten en een productaanbod om waarde te creëren voor klanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

(Hoofdstuk 8) Organisatiesysteem

A

De manier waarop he3t bedrijf is georganiseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

(Hoofdstuk 8) Wanneer bedrijven dezelfde formule hebben voorbeeld

A

ze hebben dan een soortgelijk bedrijfsmodel, zoals amazon prime video en netflix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

(Hoofdstuk 8) wanneer bedrijven dezelfde vorm bevatten

A

verwijst dit naar hetzelfde organisatiesysteem, zoals de bourgondische slager en de kaasspeciaalzaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

(Hoofdstuk 8) Het4 businessmodel en het organisatiesysteem kunnen worden onderverdeeld in verschillende componenten (3)

A

organisatiestructuur, organisatieprocessen, organisatiecultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

(Hoofdstuk 8) organisatiestructuur

A

(de antomie) de manier waarop taken en mensen in een groepen worden geclusterd. De structuur van de organisatie bestaat meestal uit een of meerdere managementlagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

(Hoofdstuk 8) organisatieprocessen

A

(fysiologie) de procedures en routines die gebruikt worden voor de controle en de coördinatie van verschillende mensen en eenheden binnen de organisatie. Dit kan door de gehele organisatie (bedrijfsplanning), in kleinere delen (jaarlijkse conferentie) en informeel (roddelen in de gangen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

(Hoofdstuk 8) Organisatiecultuur

A

(psychologie) het wereldbeeld en gedrag van de leden van het bedrijf het hebben van hetzelfde wereldbeeld en gedrag kan positief zijn, als dit niet het geval is, zal er frictie en weerstand ontstaan binnen de organisatie (bij veranderingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(Hoofdstuk 8) waar is de grootte van verandering afhankelijk van (2)

A

bereik van verandering, het bereik van variëren van breed (veel aspecten worden meegenomen) tot smal (specifiek segment wordt aangepakt) als gewerkt wordt met een smal bereik, zal de verandering meer stukgewijs plaatsvinden

Omvang van verandering, de omvang kan varieren van hoog, een drastische verandering tot laag in de vorm van kleine incrementele aanpassingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

(Hoofdstuk 8) Gefocuste radicale verandering

A

Heeft een klein bereik met een grote omvang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(Hoofdstuk 8) uitgebreide gematigde veranderingen

A

Heeft een breed bereik en een lage omvang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

(Hoofdstuk 8) Tempo van verandering twee verschillende aspecten.

A
  • timing van veranderingen; de timing van een verandering kan variëren van veranderingen met tussenpozen tot constant. als gebruik wordt gemaakt van tussenpozen is het van groot belang dat er op het juiste moment een nieuw initiatief gelanceerd wordt.
  • snelheid van verandering: de snelheid van verandering kan variëren van hoog tot laag. als in korte tijd veel veranderd moet worden, is de snelheid hoger.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(hoorcollege 8) disruptive change

A

al het oude opzij zetten en starten met een schone lei. radicale revolutionaire verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(hoorcollege 8) gradual change

A

oude ervaringen mee nemen en continuïteit hebben binnen je organisatie, een evolutionaire, incrementele verandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

(hoorcollege 8) Revolutionaire verandering aka big bang approach

A

Een abrupte, radicale verandering binnen een korte tijd met als resultaat “een schone lei”. Wordt vaak gebruikt als de organisatie zo stijf is dat kleine veranderingen geen nut meer hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

(hoorcollege 8) voorbeelden van rigiditeit (starheid)

A

Psychologische weerstand, culturele weerstand, politieke weerstand, investering lock-in, competentie lock-in, systematische lock-in, stake holder lock-in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

(hoorcollege 8) psychologische weerstand

A

mensen zijn vaak tegen verandering vanwege de onzekerheid die het met zich meebrengt. Een manier om dit te doorbreken is door een nieuw bedrijfsmodel en/of organisationeel systeem in te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

(hoorcollege 8) culturele weerstand

A

mensen zijn zo gewend aan een bepaalde cultuur waardoor het lastig is om die levenswijze te veranderen. Een manier om dit te doorbreken is door een nieuw organisationeel systeem in te brengen of de medewerkers bloot te stellen aan een shockerende crisis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

(hoorcollege 8) politieke weerstand

A

mensen zijn vaak tegen veranderingen, omdat ze bang zijn dat ze hun macht verliezen, een manier om dit te doorbreken is door en nieuw bedrijfsmodel in te brengen en de managementposities om te ruilen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

(hoorcollege 8) investering lock-in

A

De angst om investeringen te verliezen of verzonken kosten te maken bij veranderingen. Een manier om dit te doorbreken is het herstructureren of het ontdoen van de investering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

(hoorcollege 8) competentie lock-in

A

een organisatie kan bepaalde bekwaamheden hebben. Deze bekwaamheden kunnen echter verouderen. De enige oplossing is om nieuwe kerncompetenties op te doen op een radicale manier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

(hoorcollege 8) systematische lock-in

A

organisaties kunnen vast komen te zitten aan bepaalde systemen. Deze systemen kunnen niet makkelijk veranderd worden. De enige manier om hieruit te komen is een big bang’ overgang naar een ander organisatiesysteem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

(hoorcollege 8) stakeholder lock-in

A

langetermijncontracten met aandeelhouders kunnen weerstand bieden voor verandering. Het kan nodig zijn om een crisis uit te lokken en te pleiten voor een radicale herstructurering met de externe relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

3 belangrijkste drijfveren voor revolutionaire strategische veranderingen zijn:

A

competitieve druk, legale druk, first mover advantage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

(hoorcollege 8) competitieve druk

A

in een competitieve omgeving is een snelle verandering belangrijk. Je moet altijd meegaan met de economische en technologische veranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

(hoorcollege 8) Legale druk

A

Verandering kan aangemoedigd worden door veranderingen in de wet-en regelgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

(hoorcollege 8) first mover advantage

A

het snel kunnen veranderen heeft als voordeel dat je als eerste kan zijn me3t een bepaald prduct/dienst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

(hoorcollege 8) evolutionaire verandering

A

is een constante, gematigde verandering over een langere periode. Deze manier wordt vaak gebruikt in leerprocessen, omdat een leerproces simpelweg veel tijd nodig heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

(hoorcollege 8) discontinue alignment perspectief

A

volgens deze visie pakt revolutionaire verandering de kern aan, en is evolutionaire verandering slechts een hulpmiddel. Omdat strategische verandering vaak weerstand met zich meebrengt, is het van belang radicaal en abrupt te werk te gaan. Mensen houden van stabiliteit dit zorgt voor stijfheid, waardoor evolutionaire ver3andering nog moeilijker wordt. Deze methode vraag echter om sterk leiderschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

(hoorcollege 8) continue alignment perspectief

A

he3t probleem van een revolutie is dat het automatisch leidt tot een nieuwe revoutie na verloop van de tijd, door de chaos die het veroozaakt. de voordelen zijn vaak op korte termijn. Continue verandering is meer gericht op de lange termijn, de ontwikkeling is geleidelijk, stuksgewijs en niet drastisch. mensen moe3ten zich continu aanpassen en nieuwe dingen leren, ook in tijden van een crisis. Een ander voor is dat de gehele organisatie erbij betrokken wordt. In tegenstelling tot de revolutionaire verandering, waar de focus vooral ligt bij de managers en consultant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

(hoorcollege 8) mechanistische organisaties

A

hebben vaak een sterke hiërarchie, ze zijn strikt en formeel als het gaat om communicatie, planning en besluitvorming. ze zijn erg traag en veranderingen zijn moeilijk door te voeren. Voor deze organisaties is de niet continue methode (discontinue alignment) de betere optie.

34
Q

(hoorcollege 8) clan-achtige organisaties

A

hebben geen duidelijke hiërarchie en scheiding tussen taken en posities. Verder wordt er meer gebruikgemaakt van de bottom-up benadering en is de organisatie minder formeel. Voor deze organisaties is de continue methode (continue alignment) de betere optie.

35
Q

(hoorcollege 8) de mechanistische organisatie

A

is een systeem waar werknemers als waardevol worden gezien voor de organisatie. De salarissen worden bepaald door de marktmacht. Deze organiatie past beter bij revolutionaire veranderingen

36
Q

(hoorcollege 8) clan-achtige organisaties

A

(clan-like) worden gevormd door een groep mensen die zelf een systeem creëren: de mensen zijn de organisatie. De werkgever investeren in mensen in plaats van systemen. Werknemers hebben meer autonomie in hun werk. Hierbij passen evolutionaire veranderingen.

37
Q

(hoorcollege 8) top-down leiderschap. Discontinue of continue methode.

A

als managers veel macht hebben. managers stellen de strategische verandering voor en volgers zijn de lagere niveaus. Hier past discontinue methode beter bij.

38
Q

(hoorcollege 8) topmanagers worden gezien als aanvoerders, wat past hier beter bij continue of discontinue

A

Als topmanagers meer gezien worden als aanvoerders en hun leiderschap direcht minder zichtbaar is, zal de verandering meer uit de kern van het bedrijf worden uitgevoerd. Hier zal de continue methode beter bij passen. De rol van de manager is om de strategische verandering in goede banen te leiden voor werknemers(hoorcollege 8)

39
Q

(hoorcollege 8) Verander kracht model Steven den Hagen

A

het model brengt in kaart hoe veranderingen zo succesvol mogelijk teweeg worden gebracht.

40
Q

(hoorcollege 8) wat zijn de twee dimensies van steven ten hagen veranderkracht model

A

verandervisie
verandercapaciteit.

41
Q

(hoorcollege 8) vijf succes factoren in veranderingsmanagement

A
  1. rationale: beweegredenen voor een verandering
  2. effect: voor - en nadelen van de veranderingen
  3. focus: waar richt je je op met de verandering? dit wordt bepaald door factoren zoals strategie, structuur, normen en waarden et cetera
  4. energie: welke middelen heb je ter beschikking
  5. connectie: samenhang tussen de factoren.
42
Q

(hoorcollege 9) Strategische innovatie

A

als een bedrijf het business model verandert ter vedediging van de competitieve positie, of om daar een competitief voordeel mee te behalen, noemt men dit een strategische innovatie. heeft betrekking op alle technologieën, resources, activiteiten en processen waarmee nieuwe ideeën ontwikkeld kunnen worden tot producten of diensten.

43
Q

(hoorcollege 9) 4 verschillende processen van strategische vernieuwing

A

strategizing, entrepreneurship, veranderingsproces, investeringsproces

44
Q

(hoorcollege 9) strategizing

A

het opstellen van een richting waarin het bedrijf innovaties wil gaan doen

45
Q

(hoorcollege 9) entrepreneurship

A

het zoeken naar kansen in de externe omgeving om later te exploiteren.

46
Q

(hoorcollege 9) veranderingsproces

A

het veranderen van de organisatieconfiguratie om te passen bij de innovatie

47
Q

(hoorcollege 9) remmers van strategische innovatie: effecten van innovatie resultaten, de effecten van inertie en bias, de effecten van feedback

A
  • de effecten van innovatie resultaten: ervaringen uit het verleden hebben invloed op toekomstige beslissingen over innovatie-opties.
  • de effecten van inertie en bias (traagheid en afwijking) van besluitvorming zijn van invloed op innovatie. Bedrijven kunnen zich te veel focussen op ‘the next big thing’ maar kunnen hierdoor een blinde vlek ontwikkelen en met een product te komen zitten dat bijvoorbeeld te duur is. ze missen ontwikkelingen in de markt.
  • De effecten van feedback: Zolang de resultaten aan de gestelde criteria voldoen is er geen reden om de koers te wijzigen. Feedback kan ervoor zorgen dat langetermijninvesteringen een succes kunnen worden. De sleutel tot dit succes (bij langetermijninvestering) is het duidelijk formuleren van middellange-termijn doelstellingen.
48
Q

(hoorcollege 9) investeringsproces

A

het mobiliseren van financiële middelen om de innovatie werkelijkheid te laten worden.

49
Q

(hoorcollege 9) een businessmodel

A

is de combinatie van middelen, activiteiten en producten/diensten om waarde te creëren voor klanten.

50
Q

(Hoorcollege 9) De volgende elementen moeten aanwezig zijn bij een succesvol businessmodel: 3

A

productaanbod, waardeketen, resource base

51
Q

(Hoorcollege 9) drie soorten vernieuwing

A

outside in renewal, inside out renewal, value chain renewal

52
Q

(Hoorcollege 9) outside-in renewal

A

het vernieuwen van de waardepropositie door de waarde van een dienst/product te verhogen of de prijzen te verlagen. Een ander voorbeeld is het vernieuwenvan verschillende producten door een nieuwe markt te creëren.

53
Q

(Hoorcollege 9) inside-out renewal

A

door het vernieuwen van de resource base van een organisatie kunnen nieuwe producten worden gecreëerd. en bestaande producten worden verbeterd

54
Q

(Hoorcollege 9) value chain renewal

A

sommige of alle delen van de value chain kunnen worden vernieuwd, bijvoorbeeld doordat het bedrijf zelf het transport uit gaat voeren

55
Q

(Hoorcollege 9) exploitatie

A

bedrijf moet zich vernieuwen door de huidige organisatie te verbeteren

56
Q

(Hoorcollege 9) exploratie

A

organisatie radicaal vernieuwen

57
Q

(Hoorcollege 9) sustained renewal (duurzame vernieuwing)

A

verwijst naar het proces van het continu geleidelijk verbeteren van producten en diensten om de concurrentiepositie te verbeteren. Het is een eindeloze zoektocht naar verbetering. Sustained renewal is gebaseerd op feitelijke informatie en op ideeën van mensen binnen en buiten de organisatie.

58
Q

(Hoorcollege 9) disrupting renewal

A

verwijst naar het proces waarin de huidige concurrentiepositie wordt verbeterd door nieuwe technologieën en business modellen te introduceren. Dit perspectief wordt vooral gedreven door ondernemerschap (entrepreneurship)

59
Q

(Hoorcollege 9) waarvoor is sustained renewal nodig en waarvoor is disruptive renewal nodig

A

sustained renewal is nodig om het continue proces van verbetering van het huidige businessmodel voor te kunnen zetten. Disruptive renewal is nodig om nieuwe businessmodellen te kunnen creëren.

60
Q

(Hoorcollege 9) twee perspectieven van sustained en disruptive renewal

Het perspectief van strategische verbetering & het perspectief van radicale verjonging.

A

een bedrijf moet zich focussen op het incrementeel verbeteren van het businessmodel

een bedrijf moet zich focussen op baanbrekende innovaties die de huidige regels van de markt veranderen.

61
Q

(Zhang & Rajagopalan, 2010) strategische verandering definitie andere dan de andere

A

the variation over time in a firm’s pattern of resource allocation in key strategic dimensions that goed beyond industry-wide changes in these dimensions”

62
Q

(Zhang & Rajagopalan, 2010) Omgekeerd U-vorm

A

de performance neemt eerst toe, maar vanaf een bepaald punt neem die weer af. Het effect heeft een omgekeerde Uvormige relatie met het type verandering: bij een grote verandering neem de performance toe, maar als deze verandering te groot is (disruptive) dan neemt de performance af. Bij kleine veranderingen domineert het adaptieve effect, bij grote veranderingen het disruptieve effect.

63
Q

(Zhang & Rajagopalan, 2010) outsider-ceo

A

omgekeerd u-effect groter, dus de performance neemt eerst harder toe maar neemt vervolgens ook harder af.

64
Q

(Zhang & Rajagopalan, 2010) incider ceo

A

Bij een insider-ceo neemt de performance minder snel toe, maar de performance neemt ook minder snel af bij grote veranderingen.

65
Q

(Zhang & Rajagopalan, 2010) oorzaak outsider ceo

A

heeft meer kennis, wat een groter verstorend effect heeft.

66
Q

(Andriopoules & Lewis, 2009) Organisational ambidexterity

A

beschrijft de competentie van een bedrijf om de spanning tussen exploitatie en verkenning te balanceren en te managen.

67
Q

(Andriopoules & Lewis, 2009) paradox van strategisch intent

A

tegenstellingen die kunnen ontstaan over de firma’s reden van bestaan vooral wanneer het bedrijf denkt over winst of doorbraak

68
Q

(Andriopoules & Lewis, 2009) paradox van klantoriëntatie

A

tegenstellingen die kunnen ontstaan bij de afweging om nauw of losjes aan de klant te koppelen

69
Q

(Andriopoules & Lewis, 2009) paradox van persoonlijke drijfveren

A

tegenstellingen kunnen ontstaan tussen passie en discipline, waarbij de een meer creativiteit benadrukt en de ander meer structuur en controle.

70
Q

(hoorcollege 7) creatieproces, ondernemingsproces, veranderproces, investeringsproces

A

focus op bedrijfssysteem, creativiteit ook binnen bepaalde grenzen.

  • focus op groeikansen en corporate entrepreneurship
  • focus op organisatiesysteem
  • focus op financiering van vernieuwing en het besef dat middelen belangrijk zijn voor innovatie.
71
Q

(hoorcollege 7) strategizing proces

A

ervoor zorgen dat het productaanbod, de activiteiten en de resources voldoende zijn voor nieuwe innovaties. dit is gericht op het business systeem

72
Q

(hoorcollege 7) entrepreneurproces

A

het vinden van innovatiekansen, gericht op groeimogelijkheden

73
Q

(hoorcollege 7) veranderingsproces

A

ervoor zorgen dat het organisatiesysteem past bij de nieuwe producten of processen. Dit is gericht op het organisatiesysteem (structuur-cultuur)

74
Q

(hoorcollege 7) investeringsproces

A

het mobiliseren van resources om de innovatie plaats te laten vinden. Dit is gericht op tijd, geld en capabilities.

75
Q

nadeel strategisch vernieuwingsperspectief

A

succestrap: bedrijven zitten vast in succesvolle producten/diensten waardoor ze nieuwe kansen die meer potentieel hebben dan de huidige producten/diensten over het hoofd zien.

76
Q

(hoorcollege 7) nadeel van radicaal vernieuwingsperspectief

A

failure trap, door steeds ideeën weg te gooien die nie3t werken kan een bedrijf niet structureel leren van wat er fout ging in het idee.

77
Q

ambidexterity vier manieren: organisationeel, structureel, contextueel, sequentieel

A
  1. je kunt bepaalde architecturen in je organisatie toepassen (zoals de rol van het hoofdkwartier verkleinen en je onderafdelingen meer macht geven)
  2. je zorgt voor duale structuren: de ene divisie is op exploitatie, de ander op exploratie.
  3. contextueel: je creeert systemen en culturen om mensen aan te moedigen hun eigen keuzes te maken
  4. sequentieel: verdeling in de tijd op het ene moment kies je het ene perspectief, vijf jaar later het andere perspectief.
78
Q

(hoorcollege 8) argument map

A

is een visuele representaie van de structuur van een argument. Het laat de kernelementen van een argument zien. het is belangrijk om de voor en nadelen af te wegen van een plan

79
Q

(hoorcollege 8) partijdige argumentaties

A

hebben een vooringenomenheid die voordelig is voor de stelling

80
Q

(hoorcollege 8) onpartijdige argumentaties

A

zijn meer evenwichtiger en balanceren meer de voor-en nadelen.

81
Q

(hoorcollege 8) expert methode, devil’s advocate methode, dialectische methode

A

economen of technische experts die plannen. je kan hier echter vastlopen wanneer problemen slecht gestructureerd zijn.

hierbij wordt een plan gepresenteerd en de directie probeert het op allerlei manieren onderuit te halen. de gedachte is dat alleen een goed plan overleeft.

dit is een soort compromis, maar die verder ontwikkeld is en al be3ter is dan de plannen in de startsituatie.