Stoa Flashcards

1
Q

Noem de 3 stichters van de Stoa.

A

Zeno, Cleanthes, Chrysippus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de 3 domeinen van de filosofie van de Stoa met de tuin. Leg uit waarom de logica hier een verrassende plaats inneemt.

A

De Stoa kent de logica (hek om de tuin), de fysica (de bomen in de tuin) en de ethiek (de vruchten aan de bomen). Bij de Stoa is de logica een volwaardig onderdeel van de filosofie, niet bijvoorbeeld slechts een instrument zoals bij Aristoteles.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg de verschillen tussen de logica van Aristoteles en de logica van de Stoa uit.

A

Aristoteles heeft termen-logica: de relaties tussen termen. De Stoa heeft propositie-logica: als p, dan q. Deze proposities van de Stoa heten lekta en kunnen worden gecombineerd. De logica van de Stoa leidde tot de moderne logica, die van Aristoteles tot de Middeleeuwse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Fysica: waaruit bestaat alles?

A

Alles bestaat uit twee dingen: 1. Het actieve beginsel (God). 2. Het passieve beginsel (materie). God is een adem (pneuma) die de materie doordringt en vorm geeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Noem een opvatting over de kosmos en een opvatting over de ekpurosis. Waarin verschillen deze opvattingen met die van Epicurus?

A

Kosmos: Er is maar 1 kosmos. God heeft het zo goed mogelijk gemaakt, daarom is er maar 1, de best mogelijke. Bij Epicurus zijn er oneindig veel kosmoi.
Ekpurosis: Er is een cyclisch wereldbeeld. Na elke wereldbrand begint het weer overnieuw. Alles herhaalt zich bijna hetzelfde, want alles was al optimaal. Epicurus heeft geen God.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem het werk waaruit we kunnen leren over de theologie van de Stoa.

A

Cicero: De Natura Deorum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom bestaan goden volgens de Stoa? Noem koina ennoia en phantasia kataleptike.

A

De mens heeft gemeenschappelijke noties, koina ennoia. Deze zijn vergelijkbaar met Epicurus’ prolepsis. Deze koina ennoia ontstaan omdat je door waarneming een voorstelling, phantasia, produceert. Uit de betrouwbare (kataleptike) phantasia komt betrouwbare kennis, de koina ennoia. Die zijn voor iedereen gemeenschappelijk, en daarom weet iedereen dat de goden bestaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg de aard van de goden uit en het bestuur van de kosmos.

A

De mens is het enige levende wezen met reden. Het universum staat hoger dan de mens, dus moet er wel iets boven de mens staat dat het universum heeft geschapen. Daarom moet er wel een god zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Op welke manier zijn de goden voorzienig?

A

Als kind weet je de weg naar de borst van je moeder te vinden. Dieren met veel jongen hebben ook veel tepels. Een varken heeft maar één functie: tot vlees voor de mens dienen. Daarom zijn ze erg vruchtbaar. Ze zijn dus op een erg natuurlijke manier voorzienig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit wat geluk is voor de Stoa en het cradle-argument.

A

Geluk is leven volgens de natuur en de universele logos. Het cradle argument: het hoogste goed is niet genot, maar dat doen wat je eigen is, zelfs als het pijn doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg uit wat oikeiosis is en de 4 stappen daarvan.

A

Oikeiosis is leren wat eigen is. 1. Besef krijgen van je eigen ik. 2. Bepalen wat er bij je eigen natuur past. 3. De kwaliteit van je keuzes neemt toe. 4. Het besef vormen dat het gaat om het maken van de juiste keuzes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit wat het enige goede is. Gebruik eupatheia en adiaphora.

A

Het enige goede is de natuur volgen en rationeel leven. Een echte wijze leeft volgens de logos, want dat zorgt voor een soepele doorgang door het leven: eupatheia. Dit komt omdat hij uit vrije wil Gods plan volgt. Weerstand is zinloos. Het enige slechte is tegen de natuur ingaan. De rest doet er niet toe: adiaphora. Alle emoties zijn dus altijd verkeerd. Er zijn wel verkieslijke en niet-verkieslijke dingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor ontstaan emoties en welke 4 zijn er?

A

Emoties ontstaan doordat je oordeelt. 1. Angst: je oordeelt dat iets in de toekomst slecht is. 2. Verdriet: je oordeelt dat er nu iets slecht is. 3. Genot: je oordeelt dat er nu iets goed is. 4. Verlangen: je oordeelt dat er in de toekomst iets goed is.
Deze oordelen zijn verkeerd, want er is maar 1 goed en 1 slecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke 3 momenten van emotie zijn er?

A
  1. Een 1e, onvrijwillige reactie. Dit is fysiek. 2. Reactie op de 1e indruk (phantasia). Dit is vrijwillig en rationeel. 3. Heftige, onvrijwillige beweging van de ziel.
    De 2e kun je dus beïnvloeden en daar richt de Stoa zich ook op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe verklaart de Stoa de vrije wil? Vergelijk dat met Epicurus’ vrije wil.

A

Alles is gedetermineerd, ook de uitkomst van keuzes. De verantwoordelijkheid ligt toch bij jezelf, want keuzes worden door jou gemaakt en zijn gevolg van wie jij bent.
Epicurus zegt juist dat de vrije wil een gevolg is van de parenclitische zielatomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A