Stijgen-vallen Flashcards
1
Q
Rise
A
Stijgen, steeg, stegen, is gestegen
2
Q
Stink
A
Stinken, stonk, stonken, gestonken
3
Q
Fight
A
Strijden, streed, streden, gestreden
4
Q
Iron
A
Strijken, streek, streken, gestreken
5
Q
Allow
A
Toestaan, stond toe, stonden toe, toegestaan
6
Q
Step
A
Treden, trad, traden, getreden
7
Q
Hit target
A
Treffen, trof, troffen, getroffen
8
Q
Pull
A
Trekken, trok, trokken, getrokken
9
Q
Broadcast
A
Uitzenden, zond uit, zonden uit, uitgezonden
10
Q
Fall
A
Vallen, viel, vielen, is gevallen