statistiek HF 5 Flashcards

1
Q

Welke uitspraken kun je doen met een intervalschatting?

A

Gebied waarbinnen met …% zekerheid kan worden aangenomen dat de werkelijke waarde daarbinnen valt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In welk geval is je interval groter, met een 95%-betrouwbaarheidsinterval of met 99%?

A

met 99%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welk geval is je interval groter, met een kleine of met een grote steekproef?

A

Met een kleine steekproef (onnauwkeuriger).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welk geval is je interval groter, met een kleine of met een grote standaardfout?

A

Met een grote standaardfout (onnauwkeuriger).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer kun je zeggen dat onderzoek nauwkeurig en zuiver is?

A

Zuiver is valide en trefzeker; nauwkeurig is betrouwbaar (consistent) met een kleine spreiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als een muziekinstrument niet goed is gestemd, tast dit dan de nauwkeurigheid of de zuiverheid van het instrument aan?

A

Dit tast de zuiverheid aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Als je afstand gaat meten met een elastiek, tast dit dan de nauwkeurigheid aan of de zuiverheid?

A

Dit tast de nauwkeurigheid aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het liefst heb je onderzoek van goede kwaliteit. Als resultaten niet valide zijn, kunnen ze dan wel betrouwbaar zijn?

A

Niet-valide onderzoek kan nog wel betrouwbaar zijn (consistent verkeerd schieten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welk type schattingen kun je met een puntschatting doen?

A

Je kunt het populatiegemiddelde, de populatie-standaarddeviatie en de populatieproportie schatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kun je het gemiddelde en de proportie in een populatie schatten?

A

Het gemiddelde en de proportie in een populatie schat je aan de hand van het steekproefgemiddelde en de steekproefproportie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kun je een schatting nauwkeuriger maken?

A

Bij een groot aantal trekkingen (grote steekproef, herhaling van experimenten) wordt de verdeling van een variabele benaderd door de normale verdeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een standaardfout?

A

De standaarddeviatie van het steekproefgemiddelde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk alternatief is er voor de berekening van de betrouwbaarheidsinterval, indien de variantie van de populatie niet bekend is?

A

Een betrouwbaarheidsinterval op basis van de t-verdeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij welke steekproefomvang is de t-verdeling hetzelfde als de z-verdeling?

A

Bij een steekproefomvang vanaf 120.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom staat er een ∞ onder aan de tabel?

A

Dit ∞-teken duidt op ‘oneindig’ . Dat is het punt vanaf waar de t- en de z-verdeling elkaar benaderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar staat de standaardfout bij de betrouwbaarheidsinterval van het gemiddelde voor?

A

De standaardfout is de spreiding van de steekproefverdeling, standaarddeviatie gedeeld door de wortel uit n.

hoe groter hoe grotere standaardfout, hoe onnauwkeuriger

17
Q

Wat is de functie van een hypothese?

A

Een hypothese is een verwachting over de uitkomsten van variabelen in je populatie (bijvoorbeeld (geen) verschil of wel/geen samenhang, wel/geen effect).

18
Q

ndien de hypothese stelt ‘er is geen verschil in waardering tussen mannen en vrouwen’, hebben we het dan over de nulhypothese of de alternatieve hypothese?

A

We hebben het dan over de nulhypothese.

19
Q

Omschrijf de term inductieve statistiek.

A

nductieve statistiek is: analyses met een steekproef gebruiken voor conclusies in de populatie. Ander woord = inferentiële statistiek.

20
Q

We kiezen voor iedere toets een ‘onzekerheidsmarge’. Hoe wordt deze ook wel genoemd?

A

Deze wordt ook wel significantieniveau genoemd.

21
Q

Stel, je toetst eenzijdig en je vindt een overschrijdingskans van 3%, met een α van 5%. Wordt je hypothese verworpen of niet?

Hoe interpreteer je het resultaat als je tweezijdig toetst?

A

Bij p = 0,03 eenzijdig verwerpen we de nulhypothese.

Indien tweezijdig, dan moet p < ½ α. Dus 0,03 < 0,025. Dat is niet waar, dus de nulhypothese wordt niet verworpen.

22
Q

stel, je toetst tweezijdig. Hoe ziet je alternatieve hypothese er dan uit?

A

Er is een verschil (geen richting).

23
Q

Wat wordt onder het ‘onderscheidingsvermogen’van een toets verstaan?

A

onderscheidingsvermogen: De mate waarin je nulhypothesen verwerpt die niet waar zijn (terecht verwerpen dus).

24
Q

Er wordt onderzoek gedaan naar de effectiviteit van een nieuwe zwangerschapstest. Wat gebeurt er bij een fout van de tweede soort? En wat bij een fout van de eerste soort?

A

Onder hypothese
H0: Vrouw is niet zwanger
H1: Vrouw is zwanger

Tweede soort: de zwangerschapstest geeft aan niet zwanger, terwijl de vrouw wel zwanger is.

Eerste soort: de zwangerschapstest geeft aan zwanger, terwijl de vrouw niet zwanger is.

25
Q

Wat wordt onder de betrouwbaarheid van een toets verstaan?

A

Betrouwbaarheid van een toets is de kans dat H0 niet verworpen wordt omdat H0 waar is.

26
Q

er wordt een onderzoek gedaan naar een criminieel als hij wel of niet schuldig is. geef de 2 soorten fouten hiervoor die kunnen voorkomen bij zijn uitspraak.

A

Eerste soort: de verdachte wordt veroordeeld maar hij heeft het niet gedaan.

Tweede soort: de verdachte wordt niet veroordeeld maar hij heeft het wel gedaan

27
Q

op basis van een onderzoek zeg jij dat er geen verband is tussen creativiteit en innovatie. terwijl dit wel zo is. spreken we over type 1 of type 2 fout

A

type 1 fout, je zegt dat het er niet is terwijl het er wel is.

28
Q

je collega doet onderzoek en komt tot de vaststelling dat er in jullie bedrijf meer langdurige zieken ziekten zijn dan in een concurrent bedrijf, terwijl dat eigenlijk niet zo is.

A

type 2 fout