start/exit tickets H1, H2 & H12 Flashcards

1
Q

volgorde organismen indeling

A

Domein-Rijk-Stam-Klasse-Orde-Familie-Geslacht-Soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ezelsbruggetje indeling organismen

A

Deze Rode Sokken Kunnen Oma Franka Goed Staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

definitie soort

A

2 organismen die vruchtbare nakomelingen kunnen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

5 levenskenmerken

A

Reactie, Groei, Voortplanting, Stofwisseling, Cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat wordt er bestudeerd in de cytologie

A

cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 domeinen

A

Eukaryoot, Archaea, Bacterie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

eukaryoot wel of niet een celkern

A

wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

prokaryoot wel of niet een celkern

A

niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke domeinen zijn prokaryoot

A

bacterien & archaea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke domeinen zijn eukaryoot

A

schimmels & protozoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welk celorganel hebben alleen plantaardige cellen en algen

A

bladgroenkorrels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

meest voorkomende groep bacterien

A

eubacterien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bacterien met bladgroenkorrels

A

cyonabacterien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bacterien met bijzondere stofwisselingsroutes

A

archaea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kleur bij gram kleuring van gram +

A

paars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kleur bij gram kleuring van gram -

A

roze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gram - celwand

A

dun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

gram + celwand

A

dik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

ronde vorm bacterien

A

kokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

staafjes bacterien

A

bacillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

komma vorm bacterien

A

vibrionen

22
Q

spiraal vorm bacterien

A

sprillen

23
Q

kokken aan elkaar

A

diplo kokken

24
Q

kokken als een streep achter elkaar

A

strepto kokken

25
Q

kokken als druiventros bij elkaar

A

stafylokokken

26
Q

waar kan je ribosomen tegen komen

A

in cytoplasma, op kernenvelop, op ruw endoplasmatisch riticulum

27
Q

functie ribosomen

A

eiwitten aanmaken

28
Q

waarvan is het endoplasmatisch riticulum gemaakt

A

membraan

29
Q

functie ruw endoplasmatisch riticulum

A

maken van eiwitten

30
Q

functie glad endoplasmatisch riticulum

A

ontgiften van schadelijke stoffen

31
Q

fixeren

A

bacterien gaan dood en gaan vast zitten aan het glas

32
Q

dood

A

heeft ooit geleefd

33
Q

levensloos

A

heeft nooit geleefd

34
Q

klinisch dood

A

geen bewustzijn, ademhaling of hartslag

35
Q

biologisch dood

A

cellen onherstelbaar beschadigd

36
Q

hersendood

A

hersenen werken niet meer

37
Q

wie heeft de eerste microscoop uitgevonden

A

Antonie van Leeuwenhoek

38
Q

wie heeft het woord cel bedacht

A

Robert Hooke

39
Q

scheidend vermogen

A

het scheidend vermogen word lager wanneer het beeld onscherper wordt

40
Q

contrast

A

hoe beter je 2 dingen van elkaar kan onderscheiden hoe hoger het contrast

41
Q

licht microscoop

A

hoe boller de lens, hoe sterker de vergroting

42
Q

stereo microsscoop

A

heeft 3D

43
Q

fase contrastmicroscoop

A

heeft 2 lichtbundels, je kan zien binnen de cel

44
Q

fluorsentiemicroscoop

A

geeft licht in het donker, door kleurstof

45
Q

elektronenmicroscoop

A

geen licht maar elektronen

46
Q

Scanning Elektronen Microscoop

A

je ziet de buitenkant van de cel, ook 3D

47
Q

Transmissie Elektronen Microscoop

A

trans-> erdoorheen, binnenkant van de cel

48
Q

zelfmoordzakjes

A

lysosoom

49
Q

netwerk van vezels en draden

A

cytoskelet

50
Q

histologie

A

weefsels

51
Q

sterilisatie op 5 manieren

A

autoclaveren, gassterilisatie, droogsteriliseren, uitgloeien en filtratie