hoofdstuk 13 Flashcards

1
Q

wat is een kolonie

A

uit 1 cel-> allemaal hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een reincultuur

A

en groep MO’s gekweekt uit een kolonie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

groeicurve fase 1

A

lag fase, tijd om te wennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

groeicurve fase 2

A

exponentiele fase, MO’s verdubbelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

groeicurve fase 3

A

stationaire fase, evenveel cellen gaan dood als dat erbij gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

groeicurve fase 4

A

afstervings fase, cellen sterven af door gifstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

anabolisme

A

opbouwen van moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

katabolisme

A

afbreken van moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

macro-nutrienten

A

veel van nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

micro-nutrienten

A

weinig van nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

autotroof

A

zelf eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

heterotroof

A

ander eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

telkamer welke cellen te je

A

cellen op bovenste en linker rand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kiemgetal

A

aantal levende MO’s per hoeveelheid monster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

doorzichtig

A

levend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

blauw

A

dood

17
Q

1 mL=

A

1000 μL

18
Q

koolstof macro of micro?

A

macro

19
Q

glucose macro of micro?

A

macro

20
Q

stikstof macro of micro?

A

macro

21
Q

fosfor macro of micro?

A

macro

22
Q

zwavel macro of micro?

A

macro

23
Q

koper macro of micro?

A

micro

24
Q

zink macro of micro?

A

micro

25
Q

koolstof eten

A

autotroof: uit CO2
heterotroof: organische verbindingen

26
Q

stikstof eten

A

nitraat & nitriet ammonium

27
Q

fosfor eten

A

fosfaat

28
Q

zwavel eten

A

sulfaat & sulfide