Stammen Flashcards
1
Q
Os, osteo
A
Bot
2
Q
Chondr(o)
A
Kraakbeen
3
Q
Tend(o), tendin(o)
A
Pees
4
Q
My(o)
A
Spier
5
Q
Artr(o)
A
Gewricht
6
Q
Or(o)
A
Mond
7
Q
Oesofag(o)
A
Slokdarm
8
Q
Gastr(o)
A
Maag
9
Q
Duoden(o)
A
Twaalfvingerige darm
10
Q
Jejun(o)
A
Nuchtere darm (2e deel van dunne darm)
11
Q
Ile(o)
A
Ileum (laatste deel dunne darm)
12
Q
Col(o)
A
Dikke darm
13
Q
Proct(o)
A
Anus
14
Q
Lapa, lapar(o)
A
Buik
15
Q
Hepa, hepat(o)
A
Lever
16
Q
Chol, chole
A
Gal
17
Q
Cholecyst(o)
A
Galblaas
18
Q
Choledoch(o)
A
Galweg
19
Q
Copr(o)
A
Stoelgang
20
Q
Pept, peps
A
Spijsvertering
21
Q
Aer(o)
A
Lucht
22
Q
Lith(o)
A
Steen
23
Q
Nas(o)
A
Neus
24
Q
Faryng(o)
A
Keelholte
25
Laryng(o)
Strottenhoofd
26
Respirat, pnee
Ademhaling
27
Pneum(o), pulm(o)
Longen
28
Bronch(o)
Luchtwegen
29
Alveol(o)
Longblaasjes
30
Pleur(o)
Longvliezen
31
Thorac(o)
Bortholte
32
Mast(o)
Borst
33
Ovari
Eierstok
34
Salping(o), tub
Eileider
35
Hyster(o)
Baarmoeder
36
Meno
Maandstonden
37
Vagin(o), colp(o)
Vagina
38
Orch(ido)
Teelbal
39
Ren(o), nefr(o)
Nier
40
Pyel(o)
Nierbekken
41
Ureter(o)
Urineleider
42
Vesic(o), cyst(o)
Blaas
43
Urethr(o), uretr(o)
Urinebuis
44
Glomerul(o)
Nierfiltertje
45
Neur(o)
Zenuw
46
Cerebr(o), encephal(o)
Hersenen
47
Mening(o)
Hersenvliezen
48
Cerebell(o)
Kleine hersenen
49
Parese
Gedeeltelijke verlamming
50
Paralyse, plegie
Volledige verlamming
51
Thyr(e)(o)
Schildklier
52
Parathyr(e)(o)
Bijschildklier
