Spierwerk Flashcards
functie
= elke beweging tussen botstukken
-> elastisch/uitrekbaar
-> contractiel/samentrekbaar
bouw & structuur v/e spier
soorten aanhecting
1) directe aanhecting zonder pees
2) aanhecting langs spierpees
3) aanhechting langs spierblad
gewrichten
1) mono-articulair
2) bi-articulair
3) poly/pluri-articulair
soorten spieren
- spoelvormige spier:
vezels lopen evenwijding aan elkaar & de werkrichting - waaiervormige spier
vezels lipen convergerend naar de insertie
-> nagenoeg evenwijdig met de werkrichting - geveerde spier
vezels lopen in een hoek tegenover de werkrichting
beweging v/e spier
contractie = max 50% spierlengte
= hefhoogte
- statisch spierwerk
= isometrische contractie - dynamisch spierwerk
= concentrische/exctenrische contractie
elke vezel is een alles of niets fenomeen
-> grotere prikkel = meer spiervezels = intersere activiteit
passief amplitudo > actief amplitudo
statisch spierwerk
- geen beweging
- geen hoekverandering
- geen lengte verandering spier
- wel verhoogde spierspanning door vermoeiing
F.
- bewaren houding
- fixeren steuning van houding
- stabilisatie van gewricht
dynamisch spierwerk
concentrisch
- hoekverkleinding
- lengte verkorting
- spiermoment > uitwendig moment
- beweging met versnelling
excentrisch
<->
- vertragen van beweging
mirco-opbouw van een spier
- elastisch vlies rond spier = epimysium
fasicels - endomysium
spiervezels - vlies
myofibrillen - sarcomeren
– actine/myosine
mechanisch model spieren
- SEC = serieële elastische componenten
= peesuiteindes - PEC = passieve/parallele elastische componenten
= bindweefsel - CE = contractiele eiwitten
spanningspunten
- CE
– laagst = op extremiteiten conctractie
-> ver = dwarsverbindingen uit elkaar
-> dicht = actine/myosine overlap
– hoogst = op middelpunt contractie
- P/SEc
– geen bij proximale baan
– laagst = op middelpunt contractie
– hoogt bij distale baan
–> grootste spanning = distale baan = passieve trekking
biologische verschillen soorten contracties
O2 verbruik
- EX = weinig verbruik & langzame toename
- CON = veel verbruik & snelle toename
EMG = elektro-myografische activiteit
- EX = laag
- CON = hoog
draaimoment
- EX = meest
- ISO = midden in
- CON = minst
kracht/snelheid-grafiek
omgekeerd evenredig
- snelle contracties leveren weinig kracht
- trage contracties leveren het meest kracht
= vorming van cross-bridges actine x myosine
Fmax bij snelheid 30%
factoren die de hefkracht beïnvloeden
- wet van Schwann: lengte van begin v/d contractie = verder = sterker
- wet van Sherington: na contractie antagonist = maximale uitrekking
- soort spierwerk
- fysiologische doorsnede ≈ aantal spiervezels
soorten bewegingsbanen
volledige baan
- proximale baan = einde
- distale baan = begin
agonist & antagonist
agonist
= een spier die een gewricht uit zijn rustpositie brengt
= naar de proximale baan
antagonist
= tegenhanger van een spier
of
= spier die gewricht naar zijn rustpositie brengt
= naar distale baan
componenten spier
kracht
- rotatiecomponent Fr
= sinA x F
- fixatiecomponent Ff
= cosA x F
– trekkracht = instabiliteit gewricht
– drukkracht = stabiliteit gewricht
soorten segmenten
vastsegment
= afstand van rotatie-as tot spieroorsprong
bewegendsegemt
= afsand van rotatie-as tot spieraanhecting
-> invalshoek
= hoek tussen werklijn spier & bewegend segment