Bewegingen Flashcards

1
Q

symetische stand

A
  • zwaartelijn voor enkel
  • zwaartelijn achter knie
  • zwaartelijn door heup
    -> lichaam heeft neiging om naar voor te vallen
    -> samenspel posterieure keten >& pretibiale spieren

zwangerschap = verschuiving naar voor
-> lichaam heeft neiging om naar voor te vallen
-> samenspel posterieure keten &< pretibiale spieren
+ shifting romp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

unipodale stand

A

1) been heffen
2) ALZP buiten steunvlak
3) automatisch inkantelen bekken
= ALZP onveranderd
4) shifting van bekken boven steunvlak
+ HoL abductoren van staand been heffen HeL bekken omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hurkzitten

A

1) staande houding
2) knieflexoren zetten kniebuiging in = concentrisch
3) knieën voor zwaarte lijn
4) knieflexoren & gluteus maximus excentrisch werken = zakken contoleren
5) hielen komen los van grond = eind ROM
= kleiner steunvlak
6) shifting van romp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

op stoel gaan zitten

A

1) staande houding
2) knieflexoren zetten knieflexie in = concentrisch
3) knieën voor zwaarte lijn
4) shifting gewicht naar achter tot over achterrand voeten
5) valfase: knieflexoren & gluteus maximus excentrisch zakken contoleren
6) neerkomen
7) rechten romp tegen leuning

val moment minderen door M = Fz x d
- leuning gebruiken
- zwaartepunt naar beneden bregen
- dichter tegen steunvlak staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

voorwaartsbuigen

A

1) staande buiding
2) buigspieren zetten rompflexie in = concentrisch
3) HAR voor heupgewricht
4) bekken naar voor kantelen
5) rugstrekkers & heupextensoren excentisch zakken controleren
6) naar voor schuiven ALZP = schifting naar posterieur
7) voorbij hoek 90° = naar achter schuiven ALZP = schifting naar anterieur
8) einde ROM = hangen aan lig.
9) rechtkomen = concentrisch werk van excentrische spieren
-> kleine machtsarm, grote last arm ≠ concentrisch
-> door knieën buigen bij tillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

buikspiertrainingen

A

als romt niet samentrekt = geen concentrische beweging
= geen goede training
vb

  • leg-raise
    1) trekken aan benen
    2) lordose rug
    3) kyfosysering = tegengaan buikspieren = isotonisch
  • sit-up
    = stbiele romp houding = isotonisch
  • curl-up
    trekken aan romp = concentrisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gangcyclus

A

= 2 voeten een stap gemaakt

zwaaifase

  • standsfase = 60%
    – hielcontact
    – bipodale fase = 10%
    –> andere voet nog op de grond
    – midstands/unipodale fase = 40%
    –> afrollen van hiel naar voet = heel-to-toe-gait
    – bipodale fase
    –> andere voet terug op de grond
    – toe-off = begin zwaaifase
  • zwaaifase = 40%
    = unipodale fase andere voet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

evolutie van het gangpatroon

A

1) kind
- brede gangbasis = breedsteunvlak
- stijve knieën
- armen in de lucht = evenwicht zoeken
- tipcontact ≠ afrolfase
- onregelmatige snelheid

–> spontaan leerprocess

2) normalegang
- symetrisch
- ritmisch
- effictient
-> beperkingen zoeken = naar armen kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

basisparameters gangpartoon

A

algemeen
- afgelegde weg = # stappen x staplengte
- snelheid = afgelegde weg / tijd
- cadans = aantal passen / tijd

gangpatroon
- staplengte
- stridelengte = 2 x staplengte
- base of gaith = enkels
- angle of gaith

kinematische parameters
- verplaatsing
- hoeksnelheid & versnelling
- gewrichtshoeken
- kracht
- moment
- power

M =F x d x hoeksnelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

5 karakteristieken van gaan

A

1) stabiliteit in standfase
= genoeg stabiliteit van spieren om LG op 1 voet te houden

2) footclearence in gangfase
= triple flexie
-> verouderen = schuffelen

3) prepositionering in zwaaifase
-> geen verandering meer mogelijk na hielcontact, bepaald hele afrol

4) adequate staplengte
≈ beenlengte
ALZP omhoog bij unipodale stand & naar beneden bij bipodale stand
-> langere staplengte = meer verticale verplaasing ALZP

5) zuinig omgaan met energie
= spontaan de meest efficiënte cyclus volgen

-> aandoeningen ≠ meest efficente gangcyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

spierwerking tijden gangcyclus

A

van hielcontact -> toe-off excentrisch spierwerk = meest zuinig
= aanspannen spieren & ligamenten
= beste positie voor krachtlevering

na toe-off
automatisch vooruitspringen been door spanning
+ triple-flextion
onderbeen = pendulum door zwaartekracht = minimale energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

krachten tijdens gangcyclys

A

enkel:
- voor gewricht = hiel contact
–> excentrisch dorsiflexie
- achtergewricht = toe-off
–> excentrisch plantairflexie

knie
- voor gewricht = hielcontact
–> extentrisch flexie
- achter gewricht = toe-off
–> excentisch extensie

heup
- voor gewricht = hielcontact
–> extentrisch extensie
- achter gewricht = toe-off
–> excentisch flexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly