Kinetische ketens & evenwicht Flashcards

1
Q

kinetische ketens

A

KK= verzameling van starre lichamen die door een een beweegbare verbinding verbonden zijn

  • enkelvoudige schakel = een star lichaam dat met 1 beweegbaar deel verbonden is = einde KK
    vb: vingerkootje
  • tweevoudige schakel = een star lichaam dat met 2 beweegbare delen verbonden is = tussenschakel KK
    vb: humerus
  • direvoudige schakel = een star lichaam dat met 3 of meer beweegbare delen verbonden is = speciale tussenschakel KK
    vb: wervel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

open & gesloten kinematische keten

A

open kinematische keten = OKK
-> de eindschakel staat niet in verbinding met een ander star lichaam
- positie 1 schakel ≠ invloed op andere schakels
- vrijheidsgraden bepaald door gewrichtsmogelijkheiden

gesloten kinematische keten = GKK
-> de eindschekel staat in verbinding met een star lichaam
- absoluut GKK = verbinding met niet overwinbare kracht
- relatief GKK = verbinding met een overwinbare kracht

  • positie 1 schakel = invloed op andere schakels
    = 1 gewricht fixeren zonder overkoepelende spieren die werken
  • vrijheidsgraden = gewrichten -3
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vrijheidsgraden

A

= kleinst aantal onafhankelijke variabelen waarmee een positieverandering kan besproken worden

verbonden op 3 punten = geen vrijheidsgraden
verbonden op 2 punten = 1 vrijheidsgraad
verbonden op 1 punt = 3 vrijheidsgraden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

toepassingen GKK & OKK

A

1) een mono-articulaire spier kan in een GKK een invloed uitoefenen op een gewricht dat deze niet overspant
vb: soleus bij kniestrekken

2) een bi-articulaire spier kan in een OKK een tegenovergestelde werking hebben als in ee GKK
-> in hetzelfde gewricht
vb: hamstrings bij flexie OKK / extensie GKK

3) spieren met tegenovergestelde functies kunnen in beide KK een zelfde bewegin uitvoeren
vb plantair flexie
- GKK = triceps surae = plantairflexie
- OKK = tibialis anterior = dorsiflexie

4) wijziging van vast & bewegend segment zal zorgen voor een andere spierfunctie
vb= m. gluteus maximus
- OKK = abductie
- GKK = HeL heffen heup

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

reactie kracht

A

= som van alle bovenliggende krachten
toepassing
- corpus vertebrale cervicale wervel
= klein
-> 7% LG dragen
- corpus vertebrale lumbale wervel
= groot
-> 64% LG dragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

soorten evenwicht

A

1) stabiel evenwicht
-> lichaam valt terug naar initiële positie na kracht inwerking
- zwaartepunt blijft onder steunvlak
- zwaartepunt moet klimmen = omzetting Ekin -> Epot

2) instabiel/labiel evenwicht
-> lichaam valt verder van initiële positie na kracht inwerking
- zwaartepunt valt buiten steunvlak
- zwaartepunt zal zakken = omzetting Epot -> Ekin

3) neutraal/indifferent evenwicht
-> lichaam zal naar een nieuwe positite schuiven na kracht inwerking
- zwaartepunt blijft onder steunvlak
- zwaartepunt moet klimmen = omzetting Ekin -> W door wrijving

4) metastabiel evenwicht
-> lichaam zal voor een kleine verplaatsing stabiel blijven, maar deze grens kan overschreden worden

inclinatie hoek = hoek waardat het lichaam overgaat van stabiel naar labiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

steunvlak

A

= verbinding van de uiterste steunpunten van een lichaam met de grond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

toepassing evenwicht op menselijk lichaam

A

steunvlak = verbindingslijn voeten
zwaartepunt = promontorium
-> stabiliteit houden door compensatie lichaamsdelen = shifting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

soorten stabiliteit menselijk lichaam

A

intrinsieke stabiliteit
= hoe de segmenten zich onderling over elkaar gedragen
extensieke stabilietie
= hoe het lichaam zich over het steunvlak/ophangpunten gedraagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly