Spanning Flashcards

1
Q

Technieken om spanning te creëren

A

1- informatie achterhouden

2- meer info geven a/d lezer dan dat de personages weten

3- verrassende wending

4-verbeelding prikkelen

5- a.d.h.v. geluiden, sfeer, regen, muziek,.. spanning creëren

6- details zoals tijdsdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

BEGINNEN: ab ovo

A

verhaal begint vanaf het begin, personages worden langzaam in het verhaal geïntroduceerd voor dat echte gebeurtenissen plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

BEGINNEN: in medias res

A

verhaal begint eerder in het midden, of zelf het einde. Vragen die bij lezer opkomen, nadien beantwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

EINDIGEN: open einde

A

lezer of kijker blijft met allerlei vragen, gebeurtenissen niet altijd afgerond. (Het koppel is samen maar er wordt niet getoond hoe ze trouwen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

EINDIGEN: gesloten einde

A

verhaal wordt helemaal afgewerkt, alle problemen,acties zijn voorbij. Lezer/kijker geen vragen meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

EINDIGEN: cliffhanger

A

Wanneer er plots een belangrijke gebeurtenis wordt afgebroken, je wordt nieuwsgierig gemaakt naar het vervolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

spanning creëren

A

spelen met verhouding tss. achtergehouden en vrijgegeven info

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

met personage spelen

A
  • de topische vragen over het personage onvoldoende in te vullen
  • vragen op te roepen over het personage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

met tijd spelen

A

-gebeurtenissen vertragen(retardering)
-gebeurtenissen versnellen
-vooruitwijzende elementen in lassen
- het geveb van info afbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

met de ruimte spelen

A

-sfeerschepping in lassen
- vragen oproepen over ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

met perspectief spelen

A

de lezer/kijker informatie geven en de lezer in het ongewisse laten (=kennisvoorsprong)

de lezer/kijker in het ongewisse laten en de personage meer info geven (=kennisachterstand)

de lezer/kijker het verhaal uit de ogen v/h personage laten volgen en zo info gelijk schakelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

motorisch moment

A

het ogenblik in het verhaal dat de situatie van een personage plots verandert en er verschillende gebeurtenissen op gang komen -> wnr de onverwachte wending gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

spanningsboog

A

1-expositie
2- motorisch moment
3- ontwikkeling
4-climax
5-afwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

perspectieven

A

auctoriële verteller
vertellende ik-verteller(v.t)
belevende ik-verteller(t.t)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly