sociale psychologie h10 Flashcards

1
Q

sociale categorisatie

A

Mensen automatisch en onbewust indelen op basiscategorien. Scheelt cognitieve capaciteit en je kan beter gedrag voorstellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

accentuatie theorie

A

De neiging om alles wat tot bepaalde categorie hoort het zelfde te zien. Verschillen(contrast) en innerlijke overeenkomsten(assimilatie) geaccentueerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In-out / wij-zij groepen

A

waarneming over ander maar ook over hoe we ons zelf zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ingroup-favoritisme

A

Neiging om ingroupleden te bevoordelen boven anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Outgroup-homogeniteit:

A

Neiging om de outgroup te zien als meer homogeen, en meer oog te hebben voor verschillen tussen leden van de ingroup dan voor verschillen tussen leden van de outgroup.​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

componenten stereotyperen

A

-cognitieve component: stereotyperen
toekenning kenmerken en attitudes, beelden
- affectieve component: vooroordelen
gevoelens en emoties t.o. andere groepen
- conatieve/gedragscomponent: discriminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom stereotypen/vooroordelen

A
  1. persoonlijke factoren
  2. cognitieve factoren (capaciteit, samenhang)
  3. motivationele factoren (in jou voordeel)
  4. maatschappelijke factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Assimilate

A

De waarneming trekt, beoordeling of beschrijving van personen naar het stereotype toe. ​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Metastereotypen

A

ideeën over de stereotypen die anderen over jou hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Attributionele ambiguïteit

A

Als over jou groep een negatief stereotype bestaat, weet je nooit zeker hoe je manier waarop je behandeld wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stereotype threat:

A

Als er over jou groep negatieve stereotypen bestaan en je dit probeert te ontkrachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Modellen stereotypeverandering

A
  • conversiemodel: extreme afwijkende info
  • boekhoudmodel: meer afwijkende leden (balans)
  • subtyperingsmodel: deel groep ontkracht-> subtypering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Boemerangeffect

A

onderdrukken van automatisch geactiveerde stereotypen maar daarna extra geneigd stereotypen te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly