sociale psychologie h10 Flashcards
sociale categorisatie
Mensen automatisch en onbewust indelen op basiscategorien. Scheelt cognitieve capaciteit en je kan beter gedrag voorstellen.
accentuatie theorie
De neiging om alles wat tot bepaalde categorie hoort het zelfde te zien. Verschillen(contrast) en innerlijke overeenkomsten(assimilatie) geaccentueerd.
In-out / wij-zij groepen
waarneming over ander maar ook over hoe we ons zelf zien.
Ingroup-favoritisme
Neiging om ingroupleden te bevoordelen boven anderen
Outgroup-homogeniteit:
Neiging om de outgroup te zien als meer homogeen, en meer oog te hebben voor verschillen tussen leden van de ingroup dan voor verschillen tussen leden van de outgroup.
componenten stereotyperen
-cognitieve component: stereotyperen
toekenning kenmerken en attitudes, beelden
- affectieve component: vooroordelen
gevoelens en emoties t.o. andere groepen
- conatieve/gedragscomponent: discriminatie
Waarom stereotypen/vooroordelen
- persoonlijke factoren
- cognitieve factoren (capaciteit, samenhang)
- motivationele factoren (in jou voordeel)
- maatschappelijke factoren
Assimilate
De waarneming trekt, beoordeling of beschrijving van personen naar het stereotype toe.
Metastereotypen
ideeën over de stereotypen die anderen over jou hebben
Attributionele ambiguïteit
Als over jou groep een negatief stereotype bestaat, weet je nooit zeker hoe je manier waarop je behandeld wordt.
Stereotype threat:
Als er over jou groep negatieve stereotypen bestaan en je dit probeert te ontkrachten
Modellen stereotypeverandering
- conversiemodel: extreme afwijkende info
- boekhoudmodel: meer afwijkende leden (balans)
- subtyperingsmodel: deel groep ontkracht-> subtypering
Boemerangeffect
onderdrukken van automatisch geactiveerde stereotypen maar daarna extra geneigd stereotypen te gebruiken.