Sociaal-emotionele Ontwikkeling Flashcards

1
Q

Sociaal-emotionele ontwikkeling

A

De ontwikkeling van het vermogen om te kunnen omgaan met je eigen emoties en met die van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kenmerken van sociaal-emotionele ontwikkeling van een baby

A
  • temperament
  • makkelijk temperament
  • langzame starters
  • moeilijk temperament
  • ik-besef
  • emoties bij baby’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Temperament

A

Het temperament zegt iets over de manier waarop een persoon zijn emoties uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Makkelijk temperament

A

Deze kinderen huilen weinig en passen zich gemakkelijk aan de omstandigheden aan. Ze reageren over het algemeen positief op hun omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Langzame starters

A

Dit zijn makkelijke kinderen zolang alles volgens plan en regel verloopt, wordt daarvan afgeweken, dan hebben ze daar moeite mee en uiten ze dat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Moeilijk temperament

A

Deze kinderen huilen veel, zijn snel overprikkeld en reageren afwerend of negatief op nieuwe situaties. Ze vragen veel aandacht en gedragen zich meer negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ik-besef

A

Een baby heeft nog geen ik-besef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Emoties bij baby’s

A

Baby’s laten nog maar een beperkt aantal emoties zien. Ze uiten hun emoties vooral bij ongenoegen ( huilen ) en bij genoegen ( lachen )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken van sociaal-emotionele ontwikkeling van een peuter ( 2 tot 4 jaar )

A
  • richt zijn expressie op soortgenoten
  • imiteert sociaal gedrag
  • uitstellen van behoeftes
  • ontdekt dat hij een eigen persoon is
  • koppigheidsfase ( peuter pubertijd )
  • ontdekt dat zijn daden invloed hebben ( vorming van geweten )
  • emoties bij peuters
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Richt zijn expressie op soortgenoten

A

Tussen 2 en 3 jaar is er vooral veel ruzie over speelgoed, omdat het kind het op deze leeftijd lastig vind om dingen te delen .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Imiteert sociaal gedrag

A

Kinderen leren regels maken en regels accepteren. Ze leren om iets uit te leggen en om zich te verplaatsen in de rol van de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uitstellen van behoeftes

A

Peuters zijn steeds beter in staat om zichzelf en hun behoeftes te beheersen. Bovendien neemt het besef toe dat een beloning vaak geduld en enige inspanning vraagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ontdekt dat hij een eigen persoon is

A

Een peuter ontdekt steeds meer verschillen tussen mensen, bijvoorbeeld het verschil tussen volwassenen en kinderen. Kinderen van 3 jaar weten dat ze een jongen of een meisje zijn en dat ze in een gezin thuishoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Koppigheidsfase ( peuterpubertijd )

A

De koppigheidsfase is een periode waarin de peuter vooral dwars wil liggen. Alles wordt met nee beantwoord ook als het kind ja bedoeld. Bovendien is het kind eigenwijs en wil alles zelf doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ontdekt dat zijn daden invloed hebben ( vorming van het geweten )

A

Een peuter voelt zich pas schuldig als hij betrapt wordt, maar beseft wel steeds beter dat zijn gedrag gevolgen heeft voor een ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Emoties bij peuters

A

Peuters zien steeds beter het verschil en het verband tussen de eigen emoties en die van anderen. Ze kunnen nog niet zo goed met eigen gevoelens omgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sociaal emotionele ontwikkeling van kleuters ( 4-6 jaar )

A

Een kind maakt in deze periode een sprong in zijn sociale ontwikkeling. Samen spelen en samen delen gaat steeds beter.

18
Q

Kenmerken van sociaal-emotionele ontwikkeling van de kleuters ( 4-6 jaar )

A
  • Kan zich richten op behoeftes van anderen
  • kan eenvoudige sociale (spel)regels hanteren
  • kan een compromisvoorstel aanvaarden
  • emoties bij kleuters
19
Q

Kan zich richten op behoeftes van anderen

A

Een kleuter kan steeds beter samenwerken en dingen (speelgoed) delen. Hij leert omgaan met de bedoelingen en de gevoelens van anderen en ziet de gevolgen van zijn eigen handelen hierin

20
Q

Kan eenvoudige sociale (spel)regels hanteren

A

Om op school met andere kinderen te kunnen omgaan, heeft een kind sociale vaardigheden nodig zoals:

  • luisteren naar elkaar
  • samenwerken
  • wachten op elkaar
  • vertellen over eigen ervaringen
21
Q

Kan een compromisvoorstel aanvaarden

A

Een kleuter kan goed omgaan met eenvoudige compromisvoorstellen die er telkens hetzelfde uitzien. Hij kan ze wel overnemen maar ze nog niet goed zelf verzinnen

22
Q

Emoties bij kleuters

A

Het kind kan een (positief) zelfbeeld ontwikkelen door de reacties die het van anderen krijgt en door zichzelf met anderen te vergelijken.

23
Q

Sociaal-emotionele ontwikkeling van het schoolkind ( 6-12 jaar )

A

Een kind van deze leeftijd kan zich heel zelfverzekerd voordoen, maar is vaak nog kinderlijk in het gedrag. Het heeft nog steeds veel ouderlijke aandacht en hulp nodig.

24
Q

Kenmerken voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het schoolkind.

A
  • sociaal begrip/ sociale vaardigheden
  • vriendschappen worden hechter
  • zoekt verbanden zoals clubs
  • houdt van wedstrijden
  • emoties bij het schoolkind
25
Q

Sociaal begrip

A

Op school waar kinderen leren in een groep te functioneren, leren kinderen de regels, normen, waarden en vaardigheden die daar gelden

26
Q

De sociale vaardigheden

A
  • kennis hebben van sociale situaties
  • weten hoe je moet handelen
27
Q

Vriendschappen worden hechter

A

Samen spelen is niet meer de basis voor een vriendschap. Gemeenschappelijke interesses worden steeds belangrijker. Er ontstaat vriendengroepen waarvan de leden dezelfde voorkeur en belangstelling hebben.

28
Q

Zoekt verbanden zoals clubs

A

De omgang met soortgenoten worden steeds belangrijker. Op de muziekschool en sportclub doen kinderen sociale vaardigheden op door verschillende soorten sociale situaties

29
Q

Houdt van wedstrijden

A

Kinderen van deze leeftijd zijn veel bezig met wedstrijdjes en competities. Ze willen zich graag meten en vergelijken met anderen en vinden het moeilijk om te verliezen.

30
Q

Emoties bij het schoolkind

A

Kinderen van deze leeftijd kunnen steeds beter hun emoties verwerken door erover te praten of erover te lezen.

31
Q

Sociaal-emotionele ontwikkeling van de puber ( 12-16 jaar )

A

Door de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs neemt de invloed van thuis af. Waar een kind op de basisschool nog vooral gericht is op kinderen van dezelfde sekse, zal de puber zich steeds meer richten op andere sekse

32
Q

Kenmerken van sociaal-emotionele gebied die bij de puber horen

A
  • behoefte om bij de peergroup te horen
  • identiteitsontwikkeling
  • Losmaken van ouders en volwassen wording
33
Q

Behoefte om bij de peergroup te horen

A

De peergroup is de groep van leeftijdsgenoten en gelijkgestemden. De groepsdruk binnen de peergroup is echter groot.

34
Q

Identiteitsontwikkeling

A

Een puber is steeds meer op zoek naar zijn/haar eigen identiteit. Deze eigen identiteit bestaat uit ontwikkeling van het zelfbeeld en het vinden van eigen persoonlijke levensstijl

35
Q

Losmaken van ouders en volwassen wording

A

De puber streeft steeds meer naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Hij/zij wil zelf beslissingen nemen en verantwoordelijkheid dragen.

36
Q

Kenmerken van sociaal-emotionele ontwikkeling van de adolescent ( 17-23 jaar )

A
  • identificeren en experimenteren
  • contacten worden intiemer
37
Q

Identificeren en experimenteren

A

De adolescent blijft experimenteren om de eigen identiteit te kunnen ontdekken

38
Q

Contacten worden intiemer

A

De contacten van de adolescent wordt duurzamer en intiemer.

39
Q

Kennis hebben van sociale vaardigheden

A

kinderen hebben het sociale begrip om een situatie goed te kunnen inschatten

40
Q

Weten hoe je moet handelen

A

ze kunnen zich verplaatsen in een ander en snappen waarom iemand zich op een bepaalde manier gedraagt