Cognitieve Ontwikkeling Flashcards
Cognitieve ontwikkeling
Verstandelijke ontwikkeling, de ontwikkeling van denken. dat wil zeggen: van kennis, inzicht en het geheugen.
Fase 1: Sensomotorische fase (0-2 jaar)
De ontwikkeling van zintuigen (tasten, voelen en proeven), de ontwikkeling van de motoriek ( beweging ) en de ontwikkeling van geheugen staan in deze fase centraal.
Fase 2: pre-operationele fase (2-7 jaar)
De ontwikkeling van taalgebruik en de motoriek (vooral fijne motoriek wordt steeds verder ontwikkeld). Bovendien leert het kind in deze fase dat het een eigen persoon is, het zogenoemde ik-besef.
Fase 3: concreet-operationele fase (7-12 jaar)
Het kind ziet al wel logische verbanden, maar heeft nog steeds de behoefte aan concreet en tastbaar materiaal. Logisch denken, de relatie begrijpen tussen tijd, afstand en snelheid, wordt steeds meer ontwikkeld.
Fase 4: formeel-operationele fase (vanaf 12 jaar)
Het kind is in staat om abstract te redeneren. Langetermijngeheugen neemt toe en het abstract denken neemt toe
Kenmerken voor de cognitieve ontwikkeling van de baby
- grijpen is begrijpen
- ontluikend vermogen om te vergelijken
Grijpen is begrijpen
Hij leert door dingen vast te pakken, eraan te voelen en/ of in zijn mond te steken.
Ontluikend vermogen om te vergelijken
Een baby bemerkt dat hij iets kan pakken, wanneer iets beweegt. Het steekt iets in z’n mond, herhaalt dat en zo ontstaat kennis over bijvoorbeeld lekker en vies
Kenmerken van de cognitieve ontwikkeling van de peuters
- begrijpen is benoemen
- denken in symbolen
- egocentrisch denken
- magisch denken
- kan nog geen logische verbanden aanbrengen
- geen geweten als innerlijke sturing
Begrijpen is benoemen
De rol van taal wordt steeds belangrijker. Een peuter gaat dingen aanwijzen en benoemen.
Denken in symbolen
Peuters slaan allerlei indrukken op in de vorm van symbolen. Ze spelen graag vadertje en moedertje in de poppenhoek. Bij dit ‘Doen-alsof-spel’ wordt gedrag van anderen nagedaan
Egocentrisch denken
Een peuter kan nog geen onderscheid maken tussen eigen gedachten, waarnemingen en gevoelens en die van anderen. Het kind bekijkt de wereld vanuit zijn eigen gezichtspunt.
Magisch denken
Een peuter kan nog niet goed onderscheid maken tussen de werkelijkheid en fantasie. Voor alles wat een peuter niet begrijpt, geeft het een magische verklaring
Kan nog geen logische verbanden aanbrengen
Een peuter heeft nog geen inzicht in oorzaak en gevolg
Geen geweten als innerlijke sturing
Het geweten is de richtlijn voor ons handelen: wat mag wel en wat mag niet. Een peuter heeft nog niet zijn eigen normen en waarden.