Slik volwassenen Flashcards

1
Q

Hoe is de samenstelling van een slikteam?

A
  • Verzorgende: bieden voedsel aan en verzorgen de patiënt
  • Arts: behandelende arts
  • Dietist: zorgt voor advies omtrent eten en drinken, verbeteren van de voedingstoestand en voorkomen van dehydratatie. (sondevoeding: opbouw, soort en hoeveelheid)
  • Fysiotherapeut: heloen met motoriek zodat patiënt zelfstandig kan eten
  • Ergotherapeut: regelt aanpassingen die nodig zijn voor een beter verloop van voeding bij een patiënt
  • Tandarts: kan doorverwijzen naar mondh. of logopediste voor mondhygiëne
  • logopedist: zorgt voor het veilig slikken en zorgt dat de patiënt voldoende voeding en vocht binnen krijgt. Stelt ernst en aard van slikprobleem vast.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de verschillende onderzoeken ter beoordeling van het slikken?

A

Snelheidstest: Bekende hoeveelheid in ml gedeeld door de tijd in sec. Minder dan 10ml/sec is abnormaal (niet geschikt voor acute CVA patiënten)

Slikvolumetest: inzicht in slikcapaciteit va.20 ml steeds 5ml er bij

Functioneel slikonderzoek: mondmotoriek en sensibiliteit, eet en drink observatie

DHI+ AUS-tom: Diagnose stellen

FOIS: advies geven

FOIS+aus-tom: behandelplan opstellen en behandeling uitvoeren, evalueren en bijstellen

ROO: sensibiliteit en motoriek

VFES: video fluoroscopisch onderzoek

FEES: flexibel endoscopisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de verschillende ernstmaten voor de beoordeling van dysfagie?

A

AUS-TOM: stoornis niveau (ernst dysfagie)
FOIS: activiteitenniveau (wat kan er gegeten worden)
DHI: participatie niveau (handicap index)
Ernstschaal de bodt: aspiratierisico, voedselkeuze en mate van toeicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is niet per os?

A

Geen orale intake van voedsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de symptomatologie van de verschillende slikfases?

A

Orale fase:
Kwijlen, hamsteren, oraal residu, zoekende tongbewegingen, kauwproblemen, voedsel blijft vooraan in de mond, droge mond, onvoldoende lipsluiting, moeite met bolusvorming, transporttijd, vertraagde initiatie slikreflex

Faryngeale fase:
Drinken, nasale regurgitatie, herhaardelijke slikpogingen, patiënt heeft het gevoel dat eten in de keel blijft, traag of afwezig slikreflex, hoesten voor en tijdens het slikken, verslikken, nat of borrelende stem, ademnood, verminderde velofaryngeale afsluiting, verminderde sluiting luchtweg

oesofageale fase:
Voedsel blijft lang in de keel zitten, tijdens of na maaltijd komt voedsel terug in de mond, hoesten na slikactie, reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de vragenlijsten voor slikproblemen te achterhalen?

A

SWAL-QOL:
Bepaalt de mate waarin het slikprobleem invloed heeft op de kwaliteit van leven

MDADI:
In kaart brengen hoe de cliënt het slikken ervaart

ROMP:
In kaart brengen hoe de cliënt het slikken ervaart en de invloed op het dagelijks leven

DHI:
Kwaliteit van leven in kaart brengen in drie verschillende subschalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het behandelprogramma voor dysfagie is afhankelijk van…

A
  • Diagnose
  • Prognose
  • Reactie op compensatietechnieken
  • Ernst slikstoornis
  • Vermogen instructies op te volgen
  • Ademfunctie/mogelijkheid tot ophoesten bij verstikking
  • Motivatie van patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe is de opbouw van een behandelplan bij de behandeling van dysfagie?

A

Intake, onderzoek, diagnose, behandelplan, houdingsanapassingen, versterken sensorische prikkel, wijzigen van de hoeveelheid en snelheid en aanbod van eten en drinken
interventies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt er bedoeld met het versterken van de sensorische prikkel?

A

Technieken die de orale sensibiliteit voorafgaand aan een slikbeweging bevorderen.
(consistentie, bolusgrootte, thermisch, thermo tactiel)

Gebruikt bij: slikapraxie, tactiele agnosie, vertraagde slikinzet en verminderde orale waarneming

Zowel compensatior als therapeutisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt er bedoeld met orale controle en motoriek?

A

Oefeningen voor de motoriek van de lippen, tong, kauwfunctie, wangtonus, velofaryngeale afsluiting, farynxcontractie, en larynx elevatie te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
Waarvoor dienen volgende slikmanoevres:
Supraglottische slik
Krachtig slikken
Mendelsohn manoevre
Naslikken
Masako manoeuvre
A

Supraglottische slik: Luchtweg ter hoogte van de ware stemplooien voorafgaand aan en tijdens slikbeweging, bewust en krachtig afsluiten.

Krachtig slikken: Kracht voor achterwaartse beweging van de tongbasis neemt toe.

Mendelsohn manoevre: De duur van de larynxheffing vergroten en daarmee de duur van de opening van de bovenste slokdarmsfyncter vergroten

Naslikken: Nog eens naslikken om alle voedselresten weg te slikken.

Masako manoeuvre: tong vasthouden om een betere faryngeale afsluiting te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn compensatietechnieken?

A

Technieken om de stoornis te kunnen compenseren.
- Houdingsaanpassingen
chintuck, hoofd achterover, hoofd draaien, kantelen
- Versterken sensorische prikkel
verhogen neerwaartse tongdruk, extra sensorisch, vergroten of verkleinen van bolus
- Verandering consistentie
Laatste mogelijkheid, als voorafgaande adviezen/compensatietechnieken niet voldoende zijn om veilig te kunnen slikken, samenwerking met diëtist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aan wie kan geadviseerd worden om de voedselbolus aan te passen?

A

Kan worden geadviseerd bij patiënten bij wie de faryngeale slikbeweging vertraagd wordt opgewekt.

Kleinere voedselbolus kan worden geadviseerd bij pati¨nten met een minder krachtige faryngeale slikbeweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk advies geef je voor volgende problemen:

  • Moeite met kauwen
  • Moeite met manipuleren van voedsel in de mond
  • Te weinig speeksel
  • Snel verslikken in vocht
  • Moeite met doorslikken
A
  • Moeite met kauwen: zacht en gemalen voeding (vermijd hard en taai voedsel)
  • Moeite met manipuleren van voedsel in de mond: zachte voeding (vermijd hard, korrelig of kruimelig voedsel, dun vloeibaar)
  • Te weinig speeksel: zachte en vloeibare voeding (vermijd droog voedsel)
  • Snel verslikken in vocht: Dikvloeibare dranken (vermijd dunvloeibare dranken)
  • Moeite met doorslikken: vloeibare en zachte voeding (vermijd taai en hard voedsel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke adviezen kan je nog meegeven?

A
  • Houding
  • Grootte van bolus/slok
  • Goed uitgerust zijn
  • Verminderen van prikkels
  • Tijd nemen om rustig te eten
  • Afwisselen smaak en temperatuur
  • Voedingsconsistentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn alternatieven voor orale voeding?

A

Neus-maagsonde

Peg sonde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat als er toch iets misgaat in de sliktherapie?

A

Patiënt vragen om goed door te hoesten
Heimlichmanoeuvre
Vraag om hulp en blijf kalm

18
Q

Wat is het doel van de behandeling van dysfagie?

A

Op een veilige manier (vermijden van aspiratie) voeding hervatten OF zo lang mogelijk te behouden en op voor de patiënt zo aangenaam mogelijk (behoud van levenskwaliteit) voldoende orale voeding te bieden.

19
Q

Welke factoren wegen mee in het opstellen van een behandelplan?

A
  • mogelijkheden en wensen van de patiënt
  • etiologie en ernst van de dysfagie
  • gevolgen van de dysfagie (primaire of secundaire aspiratie)
  • multidisciplinair
  • veiligheid & adequatie
20
Q

Wat zijn de elementen van een behandelingsplan?

A
  • Therapiedoelen
  • Therapie technieken (direct, indirect, compensatie of revalidatie)
  • Advies en voorlichting familie
  • Dieetadvies (voor goede hydratatie en nutritie)
  • Noodzakelijke elementen verbetering kwaliteit van leven
21
Q

Je kan op 2 manieren behandelen voor dysfagie. Welke zijn dit?

A

Door de stoornis te compenseren (door het toepassen van compensatietechnieken= aanpassingen

Door te proberen de stoornis op te heffen door middel van revalidatietechnieken = trainen

22
Q

Wat houden revalidatietechnieken in?

A

Verbeteren van de spierkracht en uithouding van specifieke spieren en spiergroepen.

Verbeteren van coördinatie, bereik en snelheid van spiercontracties

Globale en andere revalidatietechieken

23
Q

Wat is indirecte- en directesliktherapie?

A

Indirect: Zonder drank/voedsel
Doel: slikvaardigheden voor speeksel behouden of verbeteren voor intake van orale voeding
Patiënten: niets per os

Direct: met drank/voedsel
Doel: orale voorbereiding, initatie slikreflex en faryngeale fase van het slikken verbeteren

24
Q

Wanneer kan je werken met revalidatietechnieken bij een cliënt?

A

Mogelijkheden cliënt

  • Alertheid
  • Medische toestand
  • Ademfunctie
  • Positionering
  • Taalbegrip/cognitieve vaardigheden
  • Motivatie
25
Q
Revalidatietechnieken heb je op:
- Functieniveau
- Activiteitenniveau
- Participatieniveau
Wat houd dat in?
A
  • Functieniveau: minder vaak of uitblijven van verslikken, nasale regurgitatie of residu
  • Activiteitenniveau: zo gewoon mogelijke voeding en vloeistoffen kunnen eten en drinken (en daarbij op gewicht blijven)
  • Participatieniveau: zo gewoon mogelijk mee kunnen doen met dagelijkse maaltijden, dineren, koffie drinken in sociale context
26
Q

Wanneer kan je beginnen met sliktherapie?

A
  • Medisch stabiel
  • Zodra genezing voldoende is
  • Als patiënt klachten krijt
  • CVA na 2 tot 3 dagen
  • Poliklinisch: behandeling en onderzoek

OF

  • Binnen 1a2 dagen post onset
  • Moment van hyperplasticiteit van de hersenen
  • Intensiteit: minimaal 70 tot 80 procent van maximale kunnen
  • Significant betere resultaten behaald in revalidatie
27
Q

Wanneer kan compensatie of revalidatie effectief zijn?

A

Compensatie: effectief bij acute, niet of langzaam herstellende, dan wel progressieve dysfagie (neurodegeneratieve aandoeningen en neuromusculaire)

Revalidatie: bij dysfagie waarvan functieherstel te verwachten is, bijvoorbeeld na een beroerte, operatie, radiotherapie

28
Q

Wanneer spreek je van een dementie?

A

Geheugenstoornis.
Éen of meer andere cognitieve stoornissen in: taal, gericht handelen, herkenning, uitvoerende functies.
Stoornissen die een significante beperking geven in het sociaal of beroepsmatig functioneren ten opzichte van het vroegere niveau van functioneren.
Er is geen delier.

29
Q

Welke vormen van dementie zijn er?

A

30-40% van deze mensen hebben slikproblemen
- Alzheimer
Slikproblemen in vroeg stadium
Grijze massa krimpt, waardoor bepaalde functies minder goed gaan
Krimping in de hypocampus: afnemenvan het geheugen en taal van een patiënt

  • Vasculaire dementie
    Bloedinge dementie, na meerdere cva’s als bepaalde weefsels van de hersenen niet meer voldoende verzorgd wordt.
    Afhankelijk van grootte an plaats laesie
  • Frontotemporaal dementie
    Gedragsproblemen
    In beginstadium
  • Lewy body dementie
    Slikproblemen
30
Q

Wat zijn de fasen van dementie? (fasen waarin een patiënt zich bevind tijdens de evolutie van dementeren)

A

De bedreigde ik:
Eerst eten en drinken mensen nog zelf, aan tafel zonder schort
De verdwaalde ik:
Aanpassingen, gaat steeds moeilijker, schort, aangepaste beker, kost meer moeite
De verborgen ik:
Probeert nog zelfstandig te eten, maar moet al geholpen worden
De verzonken ik:
Vloeibare voeding, afwezige blik, ligt in bed en het zelfstandig eten lukt niet meer

31
Q

Welke symptomen komen voor bij mensen met dementie in de: orale fase

A
  • Problemen met kauwen
  • Verminderd oraal bewustzijn, waardoor verstoorde bolusvorming en hamsteren (middenfase)
  • Verstoord bolustransport
  • Vertraagde orale fase
  • Lekkage van vloeistof uit de mond (eindfase)
  • Oraal residu (later stadium)
32
Q

Welke symptomen komen voor bij mensen met dementie in de: faryngeale fase

A
  • Premature lekkage
  • Nasale regurgitatie
  • Vertraagde of afwezige initatie slikreflex
  • Verminderde tongbasisretractie
  • Verminderde laryngeale afsluiting
  • Verminderde larynxheffing
  • Verlengde faryngeale fase
  • Faryngeaal residu
  • Meermaals slikken
  • Aspiratie of penetratie
33
Q

Welke symptomen komen nog voor bij dementie? (denk aan andere symptomen buiten de slikfase)

A
  • Gewichtsverlies
  • Lange maaltijdduur
  • Trager eten
  • Voorkeur voor zoetvoedsel
  • Vergeten te stoppen met eten
  • Dat wanneer men honger heeft, men moet eten
  • Apraxie en agnosie bestek
  • Afweergedrag
  • Onbegrepen gedrag (boosheid, aggresief, verdriet)
34
Q

Hoe kan je rekening houden met een dementerende patiënt tijdens sliktherapie?

A

Eten te snel wegnemen, te snel of te traag aanbieden, aandacht schenken aan een patiënt, patiënten hebben een schaamtegevoel, hij/zij moet steeds meer inleveren

35
Q

Kauwen en cognitie?

A

Onderdeel van spijsvertering, lijkt een verband tussen kauwen en cognitie, vorm van bewegen, goede doorbloeding van hersenhelften door te blijven kauwen.
Belangrijk: goede mondhygiëne, voorkom kauwproblemen, voorkom aspiratiepneunomie.

36
Q

Logopedische diagnostiek en dementie?

A

Belangrijk om persoon niet verder te verliezen in dementie.
Werk in een omgeving die aangenaam is voor patiënt en die patiënt gewoon is.
Hoe benader je iemand, let op de omgeving!

Slikobservatie, FEES, VFES?

Instrumenteel onderzoek: liever niet bij mensen met dementie. patiënt beseft niet meer wat er gebeurd

37
Q

Wat zijn interventies voor logopedische therapie en dementie?

A

FINGERFOOD:
Eten dat met de handen gegeten kan worden, multidisciplinaire beslissing en wordt overlegd met familie.

Attitude:
Kijk en spreek op ooghoogte, neem de tijd, straal rust uit en laat merken dat je tijd wilt nemen.

Hulpmiddelen:
Hulpmiddelen worden ingediend door de logopediste, diëtiste of ergotherapeut
GEEN TUITBEKERS (alleen bij mensen die geen slikproblemen hebben)
De tuit beker zorgt ervoor dat de eerste twee fasen van het slikken worden overgeslagen en zorgt voor meer verslikking

Andere bekers:
Zorgen voor een mooie rechte houding, er worden geen slikfasen overgeslagen en felle kleuren worden goed opgemerkt.

EETBIOGRAFIE:
Samen met de familie opstellen, voorkeuren van voedsel, tijdstippen maaltijden, plaats aan tafel, hoe tafel gedekt is, vertrouwde omgeving. Meer rust

38
Q

Wat is het ROO?

A

Een observatie-instrument om systematisch stoornissen in de orofaciale en orofaryngeale sensomotoriek te documenteren. (en of er links en rechts verschillen zijn)
Doelgroep: neurologische, volwassen patiënten

NVII, gelaat NV kaak NXII tong NIX NX farynx
sensibiliteit en inspectie mondholte
Scoring: 0-3 (0, zeer afwijkend, 3, normaal)
+ normale gevoeligheid
++ hypersensibiliteit
+- hyposensibiliteit
- totale gevoelloosheid

39
Q

Wat is het functioneel slik onderzoek?

A

Een onderzoek waarbij je de patiënt verschillende consistenties laat uitproberen.
Doelgroep: Gebeurt enkel wanneer de patiënt en coöperatief is, goed te positoneren en aan een aantal basisvoorwaarden voldoet. bv. hoesten

40
Q

Wat gebeurt er in volgende slikfasen:
Orale voorbereidingsfase en transport fase

Faryngeale fase

Oesofageale fase

A

Orale voorbereiding- en transportfase:
Afhappen, mondafsluiten, kauwen, verplaats voedsel van mond naar keelholte
(lippen, wang, tong)
Faryngeale fase:
Sluit de neusholte af, verplaatst het voedsel richting oesophagus, sluit trachea af
(zachte gehemelte, pharynxachterwand, epiglottis en stembanden)
Oesofageale fase:
Beweegt voedselbrok naar de maag
(slokdarm)