Sensoriek Flashcards

1
Q

Aroma

A

Wat je waarneemt door je neus tijdens het consumeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Taste

A

Totale basissmaken gewaarwording m.b.v. smaakpapillen in de mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Drempelwaarde test

A

Herkenning voor mensen hun hun basissmaken drempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Driehoekstest

A

Doel is aantonen welke anders is van de 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Analytisch (objectief)

A

Verschil testen/beschrijvende testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hedonisch (subjectief)

A

Acceptatie testen/preferentei testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de beste tijden voor sensorische onderzoeken

A

beste is tussen 10 en 12 en daarna tussen 2 en 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Simultane

A

Tegelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Monadische

A

1 product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

semi-monadische

A

na elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Qda

A

Quantatieve descriptive analysis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

FP

A

Flavour profiling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De 5 basissmaken

A

Zoet, zuur, zout, bitter en ummami

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Soorten smaakpapillen

A

Omwande, bladvormige, paddestoelvormige en draadvormige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

omwandepapillen

A

Zitten achteraan en zijn er voor de smaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bladvormigepapillen

A

zitten aan de zijkant en zijn er voor de smaak

17
Q

paddestoelvormigepapillen

A

zitten verspreid en zijn er voor de smaak

18
Q

draadvormigepapillen

A

zitten verspreid en zijn er voor oppervlakte vergroting

19
Q

Waar bestaan smaakcellen uit?

A

Smaakreceptoren met smaakhaartjes (microvilli) en zenuwvezel

20
Q

Orthonosaal

A

sniffen en lustopwekking

21
Q

Retroasaal

A

Flavour release in combinatie met smaakprikkeling

22
Q

trigeminale zenuw

A

Zorgt voor tast, druk, mondgevoel, alcohol gevoel en of iets pittig is

23
Q

Paarsgewijze vgl

A

Welk product is het sterkste in een bepaald atribuur

24
Q

A/niet-a test

A

Proef of product gelijk is aan de standaard

25
Q

Eenvoudig verschiltest

A

Zijn de producten gelijk

26
Q

3AFC test

A

Welke van de 3 is X (zoets, zuurst, lekkerste)