Second 10 Onregelmatige Werkwoorden Flashcards
1
Q
Blazen (voltooide tijd)
A
Hebben geblazen
2
Q
Blijven (voltooide tijd)
A
Zijn gebleven
3
Q
Breken (voltooide tijd)
A
Hebben gebroken
4
Q
Brengen (voltooide tijd)
A
Hebben gebracht
5
Q
Denken (voltooide tijd)
A
Hebben gedacht
6
Q
Doen (voltooide tijd)
A
Hebben gedaan
7
Q
Dragen (voltooide tijd)
A
Hebben gedragen
8
Q
Drinken (voltooide tijd)
A
Hebben gedronken
9
Q
Eten (voltooide tijd)
A
Hebben gegeten
10
Q
Gaan (voltooide tijd)
A
Zijn gegaan