SE 3 - Cicero Flashcards
Credo ego vos, iudices, mirari, quid sit quod, cum tot summi
oratores hominesque nobilissimi sedeant, ego potissimum
surrexerim, is qui neque aetate neque ingenio neque auctoritate
sim cum his, qui sedeant, comparandus.
Ik geloof dat u, heren rechters, zich (verwonderd) afvraagt wat de reden is dat, hoewel/terwijl
zoveel excellente redenaars en de aanzienlijkste mannen (hier) zitten, juist ík ben opgestaan, (ik)
zo iemand die noch door leeftijd noch door talent noch door gezag vergeleken kan worden met
deze hier/hen die (hier) zitten.
Omnes enim hi, quos
videtis adesse in hac causa, iniuriam novo scelere conflatam
putant oportere defendi, defendere ipsi propter iniquitatem
temporum non audent.
Want dezen allen die U ziet/waarvan u ziet dat ze bij deze
rechtszaak aanwezig zijn, menen dat de onrechtvaardige aanklacht die door/met een ongehoorde
misdadigheid is bekokstoofd, afgeweerd moet worden, (maar) zelf durven zij deze niet af te weren
vanwege de ongunstigheid van de tijden/de moeilijke tijd.
Ita fit, ut adsint propterea quod
officium sequuntur, taceant autem idcirco, quia periculum
vitant.
Zo gebeurt het dat zij daarom aanwezig
zijn omdat zij hun plicht vervullen, maar zwijgen om die reden omdat zij gevaar (willen)
vermijden/ontwijken.
His de rebus tantis tamque atrocibus neque satis me commode
dicere neque satis graviter conqueri neque satis libere vociferari
posse intellego.
Ik begrijp dat ik over deze zo grote/belangrijke en zo afschuwelijke zaken noch voldoende
doelmatig kan spreken noch voldoende ernstig kan klagen noch voldoende vrij(uit) mijn stem kan
verheffen.
Nam commoditati ingenium, gravitati aetas,
libertati tempora sunt impedimento.
Want mijn talent vormt een belemmering voor doelmatigheid, mijn leeftijd voor ernst,
(en) de tijd(somstandigheden) voor vrijheid.
Huc accedit summus
timor, quem mihi natura pudorque meus attribuit, et vestra
dignitas et vis adversariorum et Sex. Rosci pericula.
Hierbij komen nog mijn zeer grote vrees, die mijn
aangeboren bescheidenheid mij heeft toebedeeld, en uw aanzien en de kracht van mijn
tegenstanders en de gevaren/risico’s voor Sextus Roscius.
Quapropter
vos oro atque obsecro, iudices, ut attente bonaque cum venia
verba mea audiatis.
Daarom smeek en verzoek ik u
dringend, heren rechters, om aandachtig en welwillend naar mijn woorden te luisteren.
Fide sapientiaque vestra fretus plus oneris sustuli quam ferre
me posse intellego.
Vertrouwend op uw trouw/integriteit en wijsheid heb ik een grotere/zwaardere last op me
genomen dan ik begrijp dat ik kan/te kunnen dragen.
Hoc onus si vos aliqua ex parte allevabitis,
feram ut potero studio et industria, iudices; sin a vobis — id,
quod non spero — deserar, tamen animo non deficiam et id quod suscepi, quoad potero, perferam.
Als u deze last enigszins zult verlichten, zal
ik deze naar vermogen dragen met enthousiasme en toewijding, heren rechters; maar als ik door u
in de steek zal worden gelaten - wat ik niet verwacht - zal ik toch de moed niet verliezen en dat,
wat ik op mij heb genomen, zo lang als ik zal kunnen/zo lang mogelijk, volbrengen.
Quod si perferre non
potero, opprimi me onere offici malo quam id, quod mihi cum
fide semel impositum est, aut propter perfidiam abicere aut
propter infirmitatem animi deponere.
Maar als ik
het niet zal kunnen volbrengen, wil ik liever dat ik neergedrukt word/bezwijk door/onder de last
van mijn taak dan dat wat mij eenmaal met/in vertrouwen is opgelegd, of wegens trouweloosheid
opgeven of wegens zwakte van geest/geestelijke zwakte neerleggen.
Te quoque magnopere, M. Fanni, quaeso, ut, qualem te iam
antea populo Romano praebuisti, cum huic eidem quaestioni
iudex praeesses, talem te et nobis et rei publicae hoc tempore
impertias.
U vraag ik ook dringend, Marcus Fannius, om zo(danig) als u zich reeds vroeger aan het
Romeinse volk betoonde, toen u als rechter aan het hoofd stond/voorzitter was van deze zelfde
rechtbank, u ook voor ons en de staat in deze tijd/nu zo (danig) te betonen.
Quanta multitudo hominum convenerit ad hoc
iudicium, vides; quae sit omnium mortalium exspectatio, quae
cupiditas, ut acria ac severa iudicia fiant, intellegis.
U ziet hoe een grote
menigte (van) mensen bijeen is gekomen voor dit proces; u begrijpt welke verwachting er is van
alle stervelingen/mensen, welk verlangen er is, (op)dat er strikte en strenge vonnissen worden
gedaan/geveld.
Longo
intervallo iudicium inter sicarios hoc primum committitur,
cum interea caedes indignissimae maximaeque factae sunt;
omnes hanc quaestionem te praetore manifestis maleficiis
cotidianoque sanguine dimisso virtutis ostentui sperant
futuram.
Na een lange onderbreking wordt dit proces wegens moord als eerste gehouden,
op het moment dat ondertussen de schandelijkste en grootste slachtingen plaatsvonden; allen
hopen dat deze rechtbank met u als voorzitter, nu de openlijke wandaden 10 en het dagelijks
bloedvergieten is gestaakt, tot voorbeeld van moed/morele kracht zal dienen.
Qua vociferatione in ceteris iudiciis accusatores uti consuerunt,
ea nos hoc tempore utimur, qui causam dicimus.
Dat luide beklag, dat aanklagers gewoon zijn te laten horen in andere rechtszaken, laten wij, die
ons verdedigen, op dit moment/nu horen.
Petimus abs
te, M. Fanni, a vobisque, iudices, ut quam acerrime maleficia
vindicetis, ut quam fortissime hominibus audacissimis
resistatis, ut hoc cogitetis, nisi in hac causa, qui vester animus
sit, ostendetis, eo prorumpere hominum cupiditatem et scelus
et audaciam, ut non modo clam, verum etiam hic in foro ante
tribunal tuum, M. Fanni, ante pedes vestros, iudices, inter ipsa
subsellia caedes futurae sint.
Wij vragen u, Marcus Fannius en u, heren rechters, om
de misdaden zo streng mogelijk te straffen, om zo krachtig mogelijk aan zeer brutale mannen 5
weerstand te bieden, om (aan) dit te (be)denken, dat als u in deze zaak niet uw ware gezindheid
zult tonen, de hebzucht en de misdaad en de brutaliteit van de mensen/die lieden in die mate
uitbreken, dat niet alleen heimelijk/in het geniep, maar ook hier op het forum voor uw
rechterstoel, Marcus Fannius, voor uw voeten, heren rechters, te midden van de (zit)banken zelf
slachtingen zullen zijn/plaatsvinden.
Etenim quid aliud hoc iudicio temptatur, nisi ut id fieri liceat?
Wat anders wordt namelijk met dit proces beoogd, behalve/dan dat het is toegestaan dat dit
gebeurt?
Accusant ii, qui in fortunas huius invaserunt, causam dicit is,
cui praeter calamitatem nihil reliquerunt; accusant ii, quibus
occidi patrem Sex. Rosci bono fuit, causam dicit is, cui non
modo luctum mors patris attulit, verum etiam egestatem;
accusant ii, qui hunc ipsum iugulare summe cupierunt, causam
dicit is, qui etiam ad hoc ipsum iudicium cum praesidio venit,
ne hic ibidem ante oculos vestros trucidetur; denique accusant
ii, quos populus poscit, causam dicit is, qui unus relictus ex
illorum nefaria caede restat.
Zij beschuldigen/zij zijn de aanklagers, die met geweld zíjn have en goed in bezit hebben
genomen, (maar) hij verdedigt zich aan wie zij niets behalve rampspoed hebben nagelaten; zij
beschuldigen voor wie het voordelig was dat de vader van Sextus Roscius werd gedood, (maar)
hij verdedigt zich, aan wie de dood van zijn vader niet alleen verdriet, maar ook armoede heeft
(mee)gebracht; zij beschuldigen, die in de hoogste mate verlangden hem zelf de hals door te
snijden/te vermoorden, (maar) hij verdedigt zich, die zelfs naar dit proces zelf/precies naar dit
proces met een gewapend escorte kwam, om te voorkomen dat/uit vrees dat hij juist hier voor uw
(aller) ogen wordt afgemaakt; tenslotte beschuldigen zij, die het volk eist (om te veroordelen),
(maar) verdedigt hij zich, die als enige overgebleven van hun gewetenloze slachting nog in
leven is.
Atque ut facilius intellegere possitis, iudices, ea, quae facta
sunt, indigniora esse, quam haec sunt, quae dicimus, ab initio
res, quemadmodum gesta sit, vobis exponemus, quo facilius
et huius hominis innocentissimi miserias et illorum audacias
cognoscere possitis et rei publicae calamitatem.
En opdat u gemakkelijker kunt begrijpen, heren rechters, dat die zaken die gebeurd zijn
schandelijker zijn dan deze zijn die wij vertellen, zullen wij vanaf het begin uiteenzetten hoe de
zaak/misdaad is uitgevoerd, opdat u des te makkelijker én de ellende van deze zeer onschuldige
man én de brutale daden van hen kunt vernemen én de rampspoed van de staat.
Venio nunc ad illud nomen aureum, sub quo nomine tota
societas latuit; de quo, iudices, neque quomodo dicam, neque
quomodo taceam, reperire possum.
Ik kom nu bij die beroemde gouden naam, onder welke naam het gehele bondgenootschap
schuil ging; hierover kan ik verzinnen, heren rechters, noch hoe ik moet spreken, noch hoe ik
moet zwijgen.
Si enim taceo, vel maximam
partem relinquo; sin autem dico, vereor, ne non ille solus,
id quod ad me nihil attinet, sed alii quoque plures laesos sese
putent.
Als ik immers zwijg, sla ik zeker het grootste/belangrijkste deel (van mijn
argumentatie) over; maar als ik er daarentegen over spreek, vrees ik, dat niet hij alleen, wat mij
niets doet/wat mij koud laat, maar ook meerdere anderen menen dat zij beledigd zijn.
Tametsi ita se res habet, ut mihi in communem causam
sectorum dicendum nihil magnopere videatur; haec enim
causa nova profecto et singularis est.
Toch staat
de zaak er zo voor, dat het schijnt/lijkt dat ik niets speciaals/belangrijks moet zeggen tegen het
algemeen belang van de opkopers; deze zaak is immers zeker nieuw en bijzonder.
Bonorum Sex. Rosci emptor est Chrysogonus.
Chrysogonus is de koper van de goederen van Sextus Roscius.
Primum hoc
videamus: eius hominis bona qua ratione venierunt aut
quomodo venire potuerunt?
Laten we eerst dit bekijken:
op grond waarvan/op welke rechtsgrond zijn de goederen van deze man verkocht, of hoe konden
ze verkocht worden?
Atque hoc non ita quaeram,
iudices, ut id dicam esse indignum, hominis innocentis bona
venisse - si enim haec audientur ac libere dicentur, non fuit
tantus homo Sex. Roscius in civitate ut de eo potissimum
conqueramur - verum ego hoc quaero: qui potuerunt ista ipsa
lege, quae de proscriptione est, sive Valeria est sive Cornelia -
non enim novi nec scio - verum ista ipsa lege bona Sex. Rosci venire qui potuerunt?
En (daarbij) vraag ik dit niet met deze bedoeling, heren rechters, om te
zeggen dat dit schandelijk is, dat de goederen van een onschuldig man verkocht zijn – als deze
zaken immers gehoord en vrijelijk besproken zullen worden, dan zal blijken dat Sextus Roscius
niet zo’n belangrijke man in de staat is geweest, dat we juist hem (moeten) beklagen – maar ik
vraag dit: hoe konden volgens juist die wet, die is/gaat over de proscriptie, of (dit de wet) Valeria
is of Cornelia – dat ken ik niet en weet ik niet – maar hoe konden volgens juist die wet de
goederen van Sextus Roscius verkocht worden?