Scheikunde Flashcards

1
Q

Beschrijf de faseovergang van smelten:

A

Van vast naar vloeibaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de faseovergang van bevriezen/stollen:

A

van vloeibaar naar vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf de faseovergang van verdampen:

A

van vloeibaar naar gasvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beschrijf de faseovergang van condenseren:

A

van gasvorming naar vloeibaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beschrijf de faseovergang van sublimeren/vervluchtigen

A

van vast naar gasvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Beschrijf de faseovergang van rijpen/vervasten:

A

van gasvorming naar vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat het atoommodel?

A

In het midden de kern met protonen en neutronen en daaromheen een schil met zwevende elektronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit welke onderdelen bestaat een atoom?

A
  • Een atoomkern met positief geladen protonen en ongeladen neutronen
  • een atoomschil met negatief geladen elektronen (de elektronenwolk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaat een molecuulbinding?

A

Binding tussen twee moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit bestaat een atoombinding?

A

Binding tussen twee atomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat een Ion binding?

A

Binding tussen positief en negatief geladen deeltjes (ionen) in een zout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat een metaalbinding?

A

Vrije elektronen die metaalatomen bij elkaar houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly