Scharnierwoorden 4,5,6,7,8 Flashcards
1
Q
notamment
A
In het bijzonder, vooral
2
Q
surtout
A
In het bijzonder, vooral
3
Q
particulièrement
A
In het bijzonder, vooral
4
Q
même
A
Zelfs
5
Q
Voire
A
Zelfs
6
Q
En fait
A
In feite
7
Q
D’autant plus que
A
Te meer omdat/daar
8
Q
Non seulement.. mais encore
A
Niet alleen… maar ook
9
Q
Donc
A
Dus
10
Q
Alors
A
Dus
11
Q
Ainsi
A
Zo
12
Q
De cette façon
A
Op die manier
13
Q
Si bien que
A
Zo .. dat
14
Q
De sorte que
A
Zo … dat
15
Q
Or
A
Welnu