Lidwoord Flashcards
1
Q
Bepaald lidwoord
A
Le
La
L’
Les
2
Q
Onbepaald lidwoord
A
Un
Une
3
Q
Van de/ van het
A
Du
De la
De l’
Des
4
Q
In/naar/aan de/ het
A
Au
À la
À l’
Aux
5
Q
In/naar landen/ streeknamen
A
Au
En
Aux
6
Q
Werkwoorden waarna altijd le/la/l’/les
A
Aimer, adorer, détester, préférer, haïr
6
Q
Delend lidwoord (in nl geen lidwoord)
A
Du
De la
De l’
Des
7
Q
Delend lidwoord word …. na:
A
De/D’
- ontkenning
- woord dat een hoeveelheid aangeeft
8
Q
Speciaal gebruik van bepaald lidwoord
A
- Boven brief
- Op vaste dagen
- Bij titel/beroep + naam
- Zelfst. nw dat de hoeveelheid aanduidt