Scharnierwoorden 1,2,3 Flashcards
1
Q
Et
A
En
2
Q
Aussi
A
Ook, eveneens
3
Q
Egalement
A
Ook, eveneens
4
Q
En outre
A
Bovendien, daarenboven
5
Q
De plus
A
Bovendien, daarenboven
6
Q
D’abord
A
Ten eerste
7
Q
Puis
A
Dan, vervolgens
8
Q
Ensuite
A
Dan, vervolgens
9
Q
Enfin
A
Ten slotte, uiteindelijk
10
Q
Finalement
A
Ten slotte, uiteindelijk
11
Q
En fin de compte
A
Alles welbeschouwd
12
Q
Tout compte fait
A
Alles welbeschouwd
13
Q
Apres tout
A
Alles welbeschouwd
14
Q
Non seulement …
A
Niet alleen …
15
Q
Mais encore
A
Maar ook
16
Q
En effet
A
Inderdaad
17
Q
Effectivement
A
Inderdaad
18
Q
A juste titre
A
Terecht