Samenvatting hoofdstuk 5-8 Flashcards

1
Q

Wat is MOTIVEREN?

A

medewerkers iets laten doen waar, wanneer en hoe de onderneming het wil, enkel omdat zij het zelf ook willen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is arbeidsmotivatie?

A

alle factoren die werknemers aanzetten tot DOELGERICHT gedrag in hun werk en die maken dat zij daar energie in blijven stoppen tot zij de VOORGESTELDE doelen hebben bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de oorzaken van DOELGERICHT gedrag?

A

intrinsieke en extrinsieke motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

LEG intrinsieke motivatie uit .

A

haal je van activiteit zelf omdat je het zelf wilt (arbeidsactiviteit zelf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg extrinsieke motivatie uit.

A

Haal je van andere omdat het van de moetes is ( buiten arbeidsactiviteit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe herken je een GEMOTIVEERD persoon?

A
  • energiek en ontspannen
  • komt met creatieve ideëen en oplossingen
  • gaat open in discussie
  • weinig ziek of afwezig
  • werkt doelgericht en geconcentreerd
  • inspireert collega’s en heeft er aandacht voor
  • produceert meer dan gemiddeld en op tijd
  • zoekt zelf naar middelen om zijn taak uit te voeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe herken je een minder GEMOTIVEERD persoon?

A
  • lusteloos en gespannen
  • uit veel kritiek zonder met alternatieven te komen
  • gaat veel in discussie op negatieve manier
  • is veel afwezig
  • klaagt veel over de onmogelijkheid van zijn taak
  • krijgt weinig af en begint vaak opnieuw
  • maakt soms met opzet fouten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat bepaalt motivatie

A

KORTSTONDIGE MOTIVATOREN: geld en extra - legale voordelen
MOTIVATOREN MET LANGER EFFECT: taakrotatie, taakverbreding, taakverrijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe komt motivatie tot stand?

A
  • beloning voor inspanning
  • UITDAGEND werk
  • WAARDERING voor inspanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg de theorie uit “mensen als machines”

A

mensen doen alles, als ze er maar genoeg voor betaald worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leg de theorie uit “mensen als bundel van behoeften”

A

elk mens is een vat vol behoeften, die behoefte is niet voor iedereen hetzelfde en ook niet altijd op elk moment even belangrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe creëer je autonomie, proactiviteit of het nemen van initiatief?

A

–> ervaring jezelf te zijn en vrijwillig te mogen handelen, denken en voelen, ervaring van keuze en psychologische vrijheid

  • Initiatief gunnen
  • bevragen rond problemen- gesprekken
  • vertrouwen geven
  • zelfstandig stimuleren
  • delegeren van taken
  • peter en meterschap
  • uitleg geven
  • job rotatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

in een autonomie- ondersteunende stijl is er ruimte voor:

A
  • taakvreugde
  • inbreng
  • duiding
  • uitnodigende communicatie
  • hun klachten
  • hun ritme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe creëer je verbondenheid?

A

–> ervaring van een warme, hechte en authentieke band met anderen, voor anderen zorgdragen en geliefd worden
- complimenten geven
- info geven over bedrijf
- belang van producten aantonen
- waarde van het werk van personeel aangeven
- aangeven dat u voor hem klaar staat
- uzelf kwetsbaar opstellen
- eerlijk en realistisch zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe CREEËR je competentie?

A
  • het gevoel hebben bekwaam te zijn om een activiteit uit te voeren
  • gewenste doelen te bereiken
  • de eigen vaardigheden te ontplooien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is MOTIVERENDE taal?

A
  • Probeer zoveel mogelijk autonomie- ondersteundende taal i.p.v. controlerende taal te gebruiken ( Moeten en wachten -> kunnen en willen)
  • Probeer te vermijden om schuld- of schaamte- inducerende taal te hanteren
    (ik had beter verwacht van u, je hebt me ontgoocheld, je moet u schamen)
  • Probeer om te vermijden om in te spelen op een plichtsbesef
    (als werknemer is het jouw verantwoordelijkheid om…)
17
Q

Wat kan MEN concluderen bij MOTIVEREN? Hoe CONTROLERENDER het bedrijfsklimaat…

A
  • hoe minder creativiteit en initiatief want men moet binnen de lijntjes lopen
  • hoe minder spontane overuren: niets meer doen dan nodig
  • hoe lager het welbevinden, want men kan niet zichzelf zijn
  • hoe groter de kans op verloo
18
Q

Wat is coaching?

A

iemands POTENTIËLE KWALITEITEN vrijmaken zodat hij zo goed mogelijk presteert + het bevorderen van het leren, sturen van het ontwikkelen, niet door instructies of opdrachten maar door het stellen van de juiste vragen en te luisteren

19
Q

Welke types coaching zijn er?

A
  • ondersteuning- taakgericht (sport)
  • resultaatgericht (monitoring en begeleiding)
  • ontwikkelingsgericht (problemen oplossen via gesprek)
  • inspirerend (teamvorming)
20
Q

Wat zijn de basisprincipes van coaching?

A
  • verantwoordelijkheid voor doelen en het behalen van resultaten hoort bij de medewerker die gecoacht wordt
  • de coach zet zich in om vertrouwen van de medewerker te krijgen. Centraal staat het bieden van ondersteuning en begeleiding
  • de coach zorgt voor geregelde terugkoppeling in de vorm van objectieve observaties, geen oordelen
  • de coach inspireert en bezielt
21
Q

Wat is de LDS- techniek?

A
  • actief Luisteren
  • veel open vragen - Doorvragen
  • Samenvatten
22
Q

4-stappenplan van coachend gesprek

A

(GROW)
- goal: doelen vaststellen
- reality: realiteit in kaart brengen, vaststellen, niet beoordelen
- options: welke mogelijkheden zijn er
- what: wat wil je

23
Q

Wat is feedback en geef de soorten

A

-> info om iets te verbeteren aan de relatie en resultaten
-> NIET gelijk aan waardeoordeel ( feedback geven over gedrag of iemands daden)
soorten:
- feitelijke feedback
- inhoudelijke feedback
- gevoelsmatige feedback
- relationele feedback

24
Q

Hoe moet men feedback geven?

A
  • zo snel mogelijk na feit
  • eerlijk
  • informatief
  • geen persoonlijkheidskenmerken
  • let op non-verbaal gedrag
25
welke stijlen van leidinggeven zijn er?
DIRIGEREN (instructiestijl) = medewerker opzeggen wat en hoe die iets moet doen, op welke manier COACHEN (verkoopstijl, sturen en begeleiden) = medewerker voorstellen om iets te doen CONSULTEREN (overlegstijl, participeren) = samen beslissen om iets te doen DELEGEREN (competent en bereid verantwoordelijkheid op te nemen) = medewerker laten beslissen, leider komt af en toe wel eens zien
26
Hoe kan ik teamwerking verbeteren?
- beter voorkomen dan genezen - wacht niet tot er problemen zijn om iets te doen aan de samenwerking in uw groep - problemen op vlak van werking komen vaak naar buiten als problemen tussen mensen. De oorzaken hebben echter vaak te maken met onduidelijke doelstellingen, taakconflicten, gebrek aan feedback - goed teamwork hangt niet van toeval af, niet enkel van de juiste combinatie. Je kan door doelbewuste acties een goed team creëren - die doelbewuste acties kunnen door de chef of door het totale team gepland en uitgevoerd worden
27
Wat is doelgericht teamwerk?
(CORVEE) - communicatie - ondersteuning van elkaar - rekenen op elkaar - vertrouwen - eerlijkheid - energie
28
Hoe kan je iemand integreren als nieuw teamlid?
eerst invoegen, dan pas toevoegen
29
Wat is een rol? Geef de soorten rollen die er zijn.
Een rol is hoe iemand met een groep omgaat - willers = leiderstype en coördinator - denkers = creatieveling en monitor - doeners = werker en aanbrenger - zorgers = teamspeler en afwerker - specialisten = in 1 gebied enkel achtief
30
Wat is een werkprotocol en wat zijn de voordelen ervan?
op een veilige en efficiënte een bepaalde taak uitvoeren zodat het begrijpbaar is voor iedereen o.b.v. veiligheid, kwaliteit, werkgemak. VOORDELEN: - minder fouten - onafhankelijk van persoon die taak uitvoert - basis om op te beoordelen - voorspelbaar proces - iedereen is betrokken en geeft eventueel nieuwe voorstellen aan