Samenvatting Blok 2 Flashcards

1
Q

Benoem de neurolokalisaties

A
  • Grote hersenen
  • Kleine hersenen
  • Hersenstam
  • Perifeer vestibulair systeem
  • C1-C6
  • C6-T2
  • C2-L3
  • L3 - S
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Grijze stof vs witte stof

A

Grijze stof heeft cellichamen van zenuwcellen en interneuronen. Grijze stof: uitlopers van zenuwcellen omringd door myeline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Spinale reflex

A

Buigreflex voor: C6-T1
M. extensor carpi radialis: C6-T1 (n. radialis)
Kniepeesreflex: L4-L6 (n. femoralis)
Buigreflex achter: L6-S (n. femoralis en ischiadicus)
Anusreflex: S1-S3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt een reflex

A

Signaal komt via een afferent neuron dorsaal het ruggenmerg in en wordt in de grijze stof via een interneuron. Er gaat geen signaal naar de hersenen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer verminderde reflex

A

Als er een laesie in de reflexboog zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer versterkt pathologisch reflex

A

Als er een laesie craniaal van de reflexboog zit. De remming van de hersenstam valt dan weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prioprioceptie testen

A

Bij proprioceptie ben je je bewust van de stand en beweging van de ledematen in de ruimte.
- Dubbeltreden
- Hinkelen
- Tactiele plaatsing
- Kruiwagen
- Hemilopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ascenderende proprioceptieve banen

A

Dit zijn lange banen in de witte stof. Als ze niet gemyeliniseerd zouden zijn zou het signaal veel te langzaam worden doorgegeven

Wanneer een hond normale houdingsreacties heeft is de kans op een spinaal probleem klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Diepe pijnperceptie

A

Dit zijn alleen sensorische banen, heel diep in het ruggenmerg. Pijn is het laatste dat uitvalt. Je test pijnperceptie dus niet bij een dier dat nog kan lopen. Langer dan 12-24 uur geen diepe pijnperceptie heeft een hele slechte prognose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

DDx voor neurologische problemen

A

Damnit V

Degeneratief
Anomalie
Metabool
Neoplasie, nutritioneel
Inflammatoir: infectieus / immuungemedieerd
Trauma/toxines
Vasculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ernst en oorzaak neurologische problemen

A

Bij metabool heb je een wisselende ernst
Bij degeneratief heb je een langzaam progressieve ernst
Bij inflammatoir / neoplasie heb je een snel progressieve ernst
Bij vasculair trauma heb je ineens heel ernstig en daarna steeds beter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Oorzaken van ataxie

A
  • Spinaal
  • Vestibulair (centraal en perifeer)
  • Cerebellum

Scheve kop? Vestibulair
Nystagmus? Vestibulair of cerebellair
Intentie tremor? Cerebellair
Proprioceptieve afwijkingen? Spinaal en soms bij centraal vestibulair
Parese? spinaal en soms bij centraal vestibulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vestibulair systeem afwijkingen

A
  • Perifeer (buiten de schedel)
    Receptoren binnenoor
    N. vestibulo-cochlearis (VIII)
  • Centraal (binnen schedel, hersenstam)
    Vestibulaire kernen hersenstam
    Neuronen cerebellum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Symptomen spinale ataxie

A

Afhankelijk van lokalisatie (C1-C6, T2-L3)
Ataxie en parese
Mogelijk afwijkende houdingsreacties
Geen nystagmus
Geen tremoren
Geen scheve kopstand/ataxie kop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Symptomen cerebellaire ataxie

A
  • Ataxie van kop, romp en ledematen
  • Hypermetrie, dysmetrie
  • Tremoren
  • Proprioceptie niet afwijkend
  • Geen parese
  • Nystagmus
  • Verminderde dreigreflex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Symptomen vestibulaire ataxie

A

Perifeer
- Scheve kopstand (head tilt, niet bij beiderzijds)
- Ataxie, omvallen
- Braken, speekselen
- Soms nystagmus, horizontaal of roterend
- Proprioceptie normaal
- Geen parese
- Soms facialisparalyse of Horner

Centraal
- Scheve kopstand
- Ataxie, omvallen
- Braken, speekselen
- Nystagmus, horizontaal, roterend of verticaal/positieverandering
- Afwijkende proprioceptie (niet altijd)
- Parese
- Zelden facialisparalyse / horner
- Uitvallen andere kopzenuwen (V-XII)

Bij verticale nystagmus dus CVA!

Voor CVA: MRI/CT, bloed, CSF
Voor PVA: otoscopie, röntgen/ct schedel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

2 jaar oude reu rottweiler sinds 2 maanden afwijkende gang met progressief verloop, ataxie van 4 poten ne romp en hypermetrie van de voorpoten. Ook tetraparese want af en toe zakt hij door zijn poten. Spinale reflexen achter en voor normaal. Dubbeltreden vertraagd, verder normaal. Nagels voor kort afgesleten.

Lokalisatie?

A

C1-C6

Ataxie spinaal omdat er zowel parese als afwijkende proprioceptie is maar niet een afwijkende kopstand (dus niet vestibulair). Omdat het over 4 poten gaat C1-C6. Bij C6-T2 laesie zou je geen normale spinale reflexen in de voorpoten hebben.

Door het verloop denk je aan degeneratief! Bij rottweiler komt specifiek degeneratief probleem voor: leucoencephalomalacie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

DDx spinale tetraparese & ataxie

A

Degeneratief
- Cervicale HNP
- Wobbler
- Erfelijke neurodegeneratieve (leucoencephalomalacie)

Anomalie
- Atlantoaxiale instabiliteit
- Syringo(hydro)myelie
- Anderen

Neoplasie

Inflammatoir/infectieus
- Discospondylitis
- Osteomyelitis
- Myelitis

Trauma

Vasculair
- Bloedingen
- Embolisch infarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Specifiek spinaal probleem rottweilers

A

Leucoencephalomalacie. Degeneratiefe aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Franse Bull, reu, 3 jaar oud, 11 kg. Sinds 1,5 jaar recidiverende oorproblemen: krabben, vieze oren, bloemkoolwoekeringen. Sinds een jaar geringe scheve kopstand en sinds 3 weken rondjes lopen.

De hond draait om rechts een heeft een headtilt naar rechts

Dreigreflex en ooglidreflex aanwezig. Proprioceptie linksachter vertraagd, linksvoor klein beetje vertraagd. Bij rechthouden van de kop ventrolaterale strabismus

Localisatie?

A

Centraal vestibulair want er is een head tilt. Sterke aanwijzingen dat het probleem centraal is door afwijkende proprioceptie. Daarnaast ook dwangmatige dingen dus mogelijk ook grote hersenen.

Diagnostisch plan: MRI (hersenstamverdenking, neem je gelijk de grote hersenen mee). Conclusie op basis van CT intracraniale uitbreiding als gevolg doorbreken otitis media (lang probleem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

DDx centrale vestibulaire ataxie

A

D: lysosomale stapelingsziekten
A: chiari malformaite
M: thiaminedeficiëntie
N: hersenstamtumoren
I: (meningo)encephalitis
T: hoofdtrauma, metronidazol
V: bloeding/infarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Behandeling van otogenetische (mening)encephalitis

A
  • Ventrale bullae osteotomie
  • Antibiotica na ABG
  • Goede prognose!!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Amerikaanse Staffordshire terriër, reu X, 5 jr, progressieve evenwichtsstoornissen. Ataxie van romp en ook poten. Neurologisch onderzoek is normaal. Localisatie?

A

Cerebellum. Het probleem kan niet spinaal zijn want dan zou je afwijkingen in het neurologisch onderzoek moeten hebben. Verder zijn er geen vestibulaire symptomen op de voorgrond. Proprioceptie is normaal, dus hersenstam lijkt niet waarschijnlijk. Dan blijft alleen cerebellair over. Doordat het cerebellair is kunnen de banen naar de grote hersenen er nog gewoon langs.

Maak een MRI. Bij staffords zien we een cerebellaire degeneratie. Er is geen behandeling voor. Het zal steeds erger worden maar is niet pijnlijk. Wanneer het zo erg is dat de hond continu omvalt worden ze meestal geëuthanaseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

DDx cerebellaire ataxie

A

D: abiotrofie
A: cerebellaire hypoplasie
M: thiaminedeficiëntie
N: neoplasie
I: infectieus zoals hondenziekte, immuungemedieerd
T: trauma/toxinen
V: bloedingen/infarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bekend probleem neurologisch stafford

A

Cerebellaire degeneratie: cerebellum steeds kleiner en daarom normaal neurologisch onderzoek maar wel ataxie van romp en ledematen. Worden meestal geëuthanaseerd als ze steeds omvallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is epilepsie

A

Aanvalsgewijs optreden van motorische, autonome of gedragsmatige verschijnselen ten gevolge van abnormale activiteit in het cerebrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

DDx epilepsie

A

Flauwte: kortdurend bewustzijnsverlies en atonie door hypoxie van hersenen
Gedragsproblemen
Pijn
Narcolepsie (willekeurig in slaap vallen)
Katalepsie (plots verlies van spierspanning)
Myoclonus
Scotty cramp
Paroxysmale dyskinesie (veel kwampaanvallen maar volledig intact bewustzijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Indeling toevallen

A

Vorm
- Gegeneraliseerd. Dit is het typische beeld met een pre-ictale fase, de ictus en een post-ictale fase (gedesorienteerd, soms blind, kan 2 dagne duren)
- Focaal: klein deel van de hersenen waardoor symptomen worden bepaald door localisatie
- Focaal overgaand in gegeneraliseerd

Oorzaak

Vaak herstellen dieren sneller van een focale aanval dan van een gegeneraliseerde. Het is belangrijk dat je tijdens de aanval niets doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Focale aanval

A

Op het moment dat het dier een focale aanval in de linker hersenhelft heeft, zie je verschijnselen aan de rechterkant van het lichaam (motorische banen kruisen). Vaak blijven de dieren staan en raken ze niet volledig buiten bewustzijn. Een focale aanval is altijd eenzijdig.

Bij een atypische focale aanval zien of horen de dieren dingen die er niet zijn. Bijvoorbeeld vliegen vangen die er niet zijn. Dit is lastig te onderscheiden van stereotyp dwangmatig gedrag. Je zou kunnen kijken of je de aanval kan doorbreken met het aanbieden van een koekje. Bij epilepsie lukt dit totaal niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Meerdere toevallen in korte tijd

A

Clustering: meerdere toevallen in korte tijd met pre-ictale, ictus en post-ictale fase.

Status epilepticus: meerdere toevallen in korte tijd zonder post-ictale fase. Lange aanval die niet stopt.
- Vanaf 4 minuten dreigende status epilepticus
- Vanaf 10 minuten status. Dit moet je stoppen omdat er kans is op hyperthermie, elektrotoxiciteit en hypoxie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Oorzaken van epilepsie

A

Idiopatisch
- Genetisch
- Verdacht genetisch
- Idiopatisch

Structurele epilepsie
- Oorzaak in grote hersenen

Reactieve epilepsie
- Stofwisselingsziekten, vergiften, ontstekingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Idiopatische epilepsie

A

Onbekende oorzaak maar vaak verdacht genetisch. De eerste aanval tussen 0,5-5 jaar. Er is gegeneraliseerde epilepsie en er zijn geen andere symptomen, geen afwijkingen in lichamelijk onderzoek, geen afwijkingen in bloedonderzoek

Deze vorm komt heel veel voor. Het komt vooral door inteelt: 1-3% van de Nederlandse rashonden heeft dit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Structurele epilepsie

A

Oorzaak in de hersenen
- Aangeboren
- Ontstoken hersenweefsel
- Trauma
- Tumor
- Bloeding
- Infarct: zeldzaam bij honden, nog vaker bij katten door verhoogde bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Reactieve epilepsie

A
  • Hepato-encefalopathie
  • Uremische encephalopathie
  • Hypoglycemie
  • Hypocalcemie
  • Hypo- of hypernatriëmie
  • Thimainie (vit B1) deficiëntie
  • Intoxicaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Diagnostisch plan bij epilepsie

A

Signalement, anamnese
Video van aanvallen
Lichamelijk onderzoek

Bloedonderzoek
- NH3 (galzuren)
- Glucose
- Na, K, Ca
- Kreat, ureum
- Ht, leuco’s diff

Bloeddrukmeting
MRI
Onderzoek CSF

Bloedonderzoek afwijkend? Reactief
Neurologisch onderzoek afwijkend? Structureel
Passende anamnese? structureel of idiopatisch

36
Q

Therapie van epilepsie

A
  • Oorzaak bestrijden
  • Anti- epileptica
37
Q

Wanneer start je met anti-epileptica?

A

> 1 toeval per 6 weken
Clusters
Langdurige ictus
Geschiedenis van status
Ernstige/langdurige post-ictale verschijnselen
Eerste toeval na hoofdtrauma
Structurele hersenlaesie op MRI/CT

38
Q

Wat is belangrijk voor eigenaren bij epilepsie?

A

Veel honden houden toevallen
Niet curatief
Levenslang behandelen, niet zomaar stoppen
Doseringen aanpassen is nodig
Geef medicatie een kans
In sommige rassen slechtere prognose
Bijwerkingen medicatie

39
Q

Fenobarbital

A

1e keus hond en kat
Goedkoop en effectief

Bijwerkingen:
- Ataxie
- Sedatie
- Pu/pd
- Polyfagie
- Hepatotoxisch (AF altijd hoog, ALT meten)

Startdosering is PO 2,5 mg/kg 2dd

40
Q

Kaliumbromide

A

Monotherapie of icm fenobarb. Goedkoop en niet hepatotoxisch. Nadeel is dat het lang duurt voor het optreden van effect door de lange halfwaardetijd voordeel is dat je niet vaak hoeft te doseren

Bijwerkingen
- Sedatie
- Ataxie
- Pu/pd
- Polyfagie
- Braken
- Bronchitis (kat)

Dosering 30 mg/kg/dag bij combi fenobarb
Mono: 50-80 mg/kg/dag met voer

Advies: niet bij de kat door bronchitis kans!!!!!

41
Q

Imepitoine

A

1e keus hond. Net zo effectief als fenobarb? Duur.

Bijwerkingen (milder!!)
- Gedrachtsveranderingen
- Sedatie
- Ataxie
- Pu/pd
- Polyfagie
- Niet hepatotoxisch

Start 2dd 10 mg,kg
Max 2dd 30 mg/kg

42
Q

Diazepam

A

Oraal, IM, IV, rectaal. Duur, korte halfwaardetijd, snelle tolerantieontwikkeling bij PO

Bijwerkingen
- Sedatie
- Hepatotoxiciteit (KAT!)

Niet geschikt als onderhoudstherapie hond omdat het maar kort werkt dus je geeft het bij toeval/status epilepticus of bij primaire epilepsie bij de kat.

CAVE: risico acute fulminante hepatitis kat

43
Q

Anti-epileptica kat

A

Fenobarb
- 1-2 mg/kg 1dd, soms 2dd
Pu/pd, sloom, ataxie, beenmerg hypoplasie !!

Levetiracetam
- 2dd 20 mg/kg, mono of add-on
Sedatie

Diazepam
- 0,5 tot 2 mg/kg over 3dd
Sloom, acute fulminante hepatitis

Ook clonazepam en gabapentine kan

44
Q

Aanpassing doseringen epilepsie

A

Geef medicatie een kans
- Fenobarb 2 weken
- Kaliumbromide 1 maand (steady state na 3 maanden)
- Imepitoine 3 dagen

Bij onvoldoende effect:
- Fenobarb verhogen met 35-50%
- Imepitoine verhogen naar 20 mg/kg 2dd

Bij bijwerkingen
- Fenobarb na 2 weken 2 uur na toediening controleren. Hond 20-35 ug/ml, kat 10-30 ug/ml
- Bromide 3 maanden na start therapie. Hond 1-3 mg/kg (monotherapie). Bij ernstige sedatie verlaag fenobarb met 25%

45
Q

Wat te doen tijdens epileptische aanval?

A

Niets! Zorg dat de patiënt zich niet kan bezeren. Post-ictale fase dier de kans geven om tot rust te komen.

Bij status diazepam:
- IV of rectaal en herhaal 3x als nodig met 8 min tussentijd

Bij onvoldoende effect: fenobarb loaden, 2x herhalen met minimaal 30 min ertussen

Bij onvoldoende effect: propofol 4-8 mg/kg

Let op hyperthermie, geef zuurstof en onderzoek glucose, ca, Na en K

Indien hypertherm, verdacht hersenoedeem of toeval > 15 min
- Mannitol (1g/kg IV over 15 min)
- Methylprednisolon
- Thiamine

46
Q

Pathologische reflexen

A

Bij een gezonde hond zonder neurologische problemen zijn deze niet aanwezig. Bij pathologische reflexen krijg je een overmatige reactie (hypertensie, gekruiste strekreflex of myoclonieën na de reflex). Deze pathologische reflexen geven aan dat de laesie craniaal van de reflexboog zit.

47
Q

Diepe pijnperceptie en terugtrekken

A

Dit is niet voldoende! Terugtrekken kan een reflex zijn. Je wilt reactie van de kop

48
Q

Lower motor neuron problemen

A
  • Verminderde spiertonus
  • Verminderde spinale reflexen
  • Slappe parese / paralyse rond laesie
  • Spieratrofie ernstig
49
Q

Upper motor neuron problemen

A
  • Spiertonus normaal of verhoogd
  • Spinale reflexen normaal of versterkt
  • Spastische parese / paralyse caudaal van de laesie
  • Spieratrofie: mild
50
Q

Dysfunctie perifere zenuwstelsel

A
  • Slappe parese/paralyse
  • Hypotonie
  • Verminderde spinale reflexen
  • Houdingsreacties gelijk of verminderd
51
Q

Boxer van 8 jaar met evenwichtsverlies sinds 3-4 weken, lusteloos, scheve kop naar links sinds 10 dagen (headtilt, geen headturn), verminderd uithoudingsvermogen, alles progressief, wel alert, matig krachtige pols, hypothermie

A

Headtilt wijst op vestibulaire ataxie. Door afwezigheid nystagmus en geen gestoorde proprioceptie denk je aan perifere vestibulaire ataxie. Toch kun je centraal niet 100% uitsluiten

Vasculair: bloeding, onwaarschijnlijk door verloop

Inflammatoir
- Uitbreiding otitis externa
- Otitis media/interna
- vreemde lichamen
- poliepen
- osteomyelitis rotsbeen
- neuritis van n. vestibularis

Trauma, toxines
- Trauma niet in anamnese en gek verloop
- Toxines (antibiotica, antiseptica, chemo, zware metalen) onwaarschijnlijk door anamnese

Anomalie
- Onwaarschijnslijk door signalement (8jr)

Metabool
- Hypothyreoïdie

Idiopatisch
- Idiopatisch geriatrisch vestibulaire ziekte: onwaarschijnlijk, begint acuut maar is niet progressief

Neoplasie

Degeneratief
- …

Wat over blijft:
- Otitis media/externa
- Tumor
- Hypothyreoïdie
- Infectie/ontsteking

PVA:
- Otoscopie
- T4 en TSH
- MRI of CT

Het blijkt primaire hypothyreoïdie te zijn door tekort aan T4
- Vestibulaire ataxie, facialisparalyse, megaoesofagus

52
Q

Boxer van 4,5 jaar met sinds 6 weken zwakte, incoördinatie en pijnuitingen. Sinds 2,5 week toevallen behandeld met fenobarb wat wel verminderd maar niet wegneemt. Sloom, slow motion, voorzichtig lopen. Alles progressief

Algemeen en neuro geen afwijkeninge, bloed geen afwijkingen

A

Je denkt aan centraal door de toevallen. Daarom MRI

53
Q

Europese korthaar 2,5 jaar, buitenkat, sinds 3 dagen niet meer gezien en gevonden in zijligging, alert, kan niet lopen, geen bloed, geen pijn, geen medicatie

Algemeen: tachypneu, pendelend
Nauro: spinale reflexen achter afwezig en voor verminderd, houdingsreacties afwezig, cerebrale reflexen aanwezig, pijnperceptie aanwezig

A

Alle spinale reflexen minder, beiderzijds lower motor neuron probleem is heel onwaarschijnlijk. daarom denk je aan perifeer zenuwstelsel

DDx perifere zenuwstelsel

Polyneuropathieën
- Poly neuritis
- Chronische polyneuritis
- Rasgebonden polyneuropathie

Neuromusculair
- Botulisme
- Myasthenia gravis (inspanningsafhankelijk dus onwaarschijnlijk)

Metabool
- Myopathie bij systeemziekten
- Glycogeenstapelingsziekten

Spierdystrofieën
- Polymyositis
- Myositis bij systeemziekten
- Parasitaire myositis

Meestal kom je niet achter de trigger. Risico’s bij polyneuropathie is de ademhaling, stemgeluid en slikreflex. Bij de hond ook mega-oesofagus omdat een deel van de slokdarm uit dwarse spieren bestaat

54
Q

Kater, 1 jaar oud, in tuin gevonden, sleept met achterhand. Paralyse posterior

Neuro: afwezige houdingsreacties achter, kniepeesreflex versterkt, buigreflex normaal, afwezige staarttonus, afwezige diepe pijnperceptie

A

Locatie tussen T2 en L3

DDx

Degeneratief
- Hernia nuclei pulposi
- Degeneratieve myelopathie

Anomalie
Neoplasie

Inflammatoir
- Discospondylitis
- myelitis

Trauma

Vasculair
- Embolische myelopathie

(orthopedisch)

Zadeltrombus kan niet door de localisatie. Trauma is het meest waarschijnlijk. Een bloeding, hernia of FCE zou ook kunnen maar zien we minder bij katten dan bij honden.

MRI is de beste optie, maar begin met Rx ivm mogelijk trauma. Let op: geen diepe pijnperceptie dus praat met eigenaren over slechte prognose

De kat blijkt een kogel in zijn ruggenmerg te hebben. De kat is verlamd door de schade aan het ruggenmerg door de warmte en snelheid van het kogeltje, niet door het kogeltje zelf. Eruit halen heeft meestal geen zin

55
Q

Waarom verband tussen de teentjes en zoolkussentjes aanleggen?

A

Om smetting tussen de teentjes ten gevolge van zweten te voorkomen

56
Q

Wat breng je aan na arthrotomie of arthroscopie

A

Elastisch gepolsterd voorpootverband tot aan de elleboog. Bij dit verbend mag je de teentoppen nog wel zien

57
Q

wat breng je aan na knie chirurgie?

A

Elastisch gepolsterd achterpoot verbend tot en met de knie. Je kan het ook gebruiken ter voorkoming van perifeer oedeem. Breng aan met knie en tarsus in lichte flexie en er moet wat spanning op de achilluspees staan zodat het gewicht gedragen kan worden. Teentoppen moeten zichtbaar zijn. Vetrap niet meer dan 50% uitrekken en niet strak rond de knie omdat het anders gaat afzakken. Bij links starten met windingen met de klok mee, rechts tegen de klok in.

58
Q

Wat leg je aan bij thoraxtrauma of wonden in axillair gebied

A

Voor seroom preventie! Schoudersteunverband met of zonder spalk. De spalk gebruik je wanneer er fracturen van scapula, elleboog of humerus zijn of na operatie hieraan.

De poot moet volledig gestrekt zijn. Bij aanbrengen goed naar voren strekken zodat antebrachium, humerus en scapula op één lijn liggen. Leg eerst een volledig verband met vetrap aan tot en met de elleboog en daarna pas het schouder gebeuren.

59
Q

Wanneer mag je een gipsspalkverband aanbrengen?

A

Bij gesloten, extra-articulair, stabiel en bevinden in distale 2/3 van antebrachium. Dit zijn fissuren, dwarse fracturen, schuine getande fracturen, gesteunde fracturen (radius of ulna gebroken, maar de ander in tact), groeisschijffracturen salter harris type 1 en 2 en fracturen van 1 of 2 metacarpalia-/ tarsalia. Je brengt altijd een semi-circulair verband aan. Bij de voorpoot aan de palmaire zijde, bij de achterpoot aan de dorsale zijde. Het liefst leg je het aan bij een geanestheseerd dier. Bij de voorpoot meet je vanaf de nageltjes tot aan het olecranon (+ duimbreedte ivm krimpen). Afhankelijk van het dier 3-6 slagen gips.

60
Q

Heupretentie verband

A

Ook wel Ehmer sling. Dit gebruik je na onbloedige repositie van heupluxatie. Achterbeen wordt opgebonden met gebogen knie en tarsocruraal gewricht op een wijze zodat de ondervoet naar mediaal wijst en de knie naar lateraal. Hierdoor wordt de heup in geringe endorotatie en abductie gebracht wat aansluiting van heupkop in acetabulum optimaliseerd. Maximaal 2-3 weken toepassen en zeer complicatiegevoelig.

61
Q

Staartverband

A

Bij algemene verwondingen, staartamputaties (partieel) en bijvoorbeeld verwijderen van tumoren. Losjes aanbrengen is belangrijk om afsnoering te voorkomen met de leukoplast!!! Leukoplast wordt half dubbel gevouwen en losjes spiraalvormig rond de staart aangebracht.

62
Q

Kopverband

A

Verwondingen van de oorschelp (pinna). Neem de gehele hals mee in het verband om afglijden te voorkomen. Markeer met een stift waar het oor zit.

63
Q

Wat zijn complicaties van verbanden?

A
  • Huidirritatie
  • Infectie
  • Drukwonden
  • Circulatiestoornissen met als gevolg afsterven van de poot

Het verband dient droog en schoon te blijven. Onmiddelijk vervangen bij nat worden, bij uitlaten gedurende max 30 minuten een plastic zakje / schoentje. Binnenshuis houden van dieren (mn katten)

2x per dag verbandcontrole eigenaar: vergelijk teentjes, geur, afzakken, beschadiging door automutilatie, randen van verband tegen huid

Controle dierenarts is afhankelijk van verband en indicatie. Bij spalk altijd op eerste of tweede dag na aanleg en daarna wekelijks. Bij open wonden dagelijks verbandwissel

Bij drukverbanden telefonische controle door dierenarts/assistent

64
Q

Hoe bereid je een arhtrocentese voor?

A
  • Handschoenen
  • 5cc spuit
  • Geschikte naald
  • Object glaasje voor cytologie synovia
  • Swab voor BO ABG

Chirurgisch voorbereiden (2x wassen, 2x sprayen) en steriele handschoenen gebruiken

65
Q

Arthrocentese van het schoudergewricht

A

Vanaf lateraal, schouder in fysiologische hoek (110 graden)

Naald van lateraal naar mediaal inbrengen juist caudodistaal van het acromion en dus caudaal van de achterzijde tuberculum majus. Lichte onderdruk van 1 ml moet voldoende zijn

66
Q

Arthrocentese ellebooggewricht

A

Makkelijkst te puncteren waar klinisch overvulling waarneembaar is. Elleboog in fysiologische hoek (110). Net caudaal van de laterale epicondyl door de m. anconeus prikken. Je kan richting naar processus anconeus

67
Q

Arthrocentese antebrachiocarpaalgewricht

A

Halfgebogen carpus en dan tussen de extensor pezen van craniaal naar caudaal prikken

68
Q

Arhtrocentese heupgewricht

A

Voldoende lange naald juist craniaal van trochanter major van lateraal naar mediaal. Goed in zijdelingse positie brengen!

69
Q

Arthrocentese kniegewricht

A

Daar waar overvulling klinisch is vast te stellen, net mediaal of lateraal van patellapees. Knie in fysiologische hoek (145 graden). Prikken midden tussen patella en crista tibia. Breng in craniocaudale richting in en richt op intercondylaire fossa

70
Q

Arthrocentese tarsocruraal

A

Kan vanaf mediaal en lateraal. Simpelst is caudaal van het mediale of laterale collateraalband apparaat. Caudaal van de mediale of laterale malleolus schuin naar craniaal richten

71
Q

Arthrotomie knie

A

Bijvoorbeeld voor VKL Doel is verwijderen VK restanten, meniscus indien beschadigd verwijderen en stabiliseren kniegewricht

Knie wordt vanaf lateraal benaderd. Incisie parapatellair een vingerbreedte proximaal van de patella en tot proximolateraal van het aanhechtingspunt op de tuberositas tibia

Prepareren tot op de fascia lata

Gewricht openen met steekincisie of apart openen laterale retinaculum en gewrichtskapsel

Met de retractor volgens Hohmann kan het tibiaplateau naar craniaal worden geheveld

Gewricht sluiten met enkelvoudige PDS knoophechtingen. Subcutis in twee lagen sluiten met monocryl. Huid sluiten met ethilon. Wondpleister en wondspray. 24-48 uur gepolsterd elastisch steunverband

72
Q

Arhtrotomie elleboog lateraal

A

Voor los processus anconeus. Verwijder het losse vragment bij volwassen hond. Bij jonge hond kan je osteosynthese proberen. Ook voor laterale humeruscondyl fracturen

Hond in laterale zijligging met te opereren poot bovne. Huidincisie parralel aan de achterrand van de laterale condyl van de humerus op 1/3 afstand van de epicondyl naar het olecranon. M. anconeus word in lengteverloop ingesneden. Met steekincisie gewricht openen.

Breng elleboog in flexie waardoor apex van processus anconeus vrij komt uit de fossa supratrochlearis, dan zie je het laterale deel van de humeruscondyl

Processus anconeus zit vast met ligamentum olecrani aan mediale deel humeruscondyl.

Synovialis, gewrichtskapsel en m. anconeus worden in 1 laag gesloten met PDS of vicryl enkelvoudig. Subcutis sluiten in 1 laag monocryl enkelvoudig en huid sluit je met ethilon enkelvoudig. 24-48 uur gepolsterd elastisch verband

73
Q

Arthrotomie elleboog mediaal

A

Los processus coronoideus medialis of OCD letsel mediale humerus. Afwijkend kraakbeen en bot verwijderen is het doel.

Zijligging met de elleboog op de rand van de operatietafel zodat abductie tijdens de ingreep mogelijk is.

Benader tussen m. pronator teres en m. flexor carpi radialis. Deze scheiding ligt juist distaal van de mediale epicondyl. De craniaal gelegen m. pronator teres is hierbij te identificeren aan de ronde spierbuik.

Huidincisie vanaf mediale epicondyl naar distaal met een lengte van 3 vingerbreedtes. Stomp prepareren van subcutis tot antebrachiale fascie. Palpeer overgang m. pronator teres en m. flexor carpi radialis en open met mesje. Beide daarna stomp scheiden

Craniaal van de m. pronator teres loopt de n. medialis en die wil je niet beschadigen.

Open gewrichtskapsel caudaal van mediale collateraalband. Gebruik wondretractie haak volgens Senn om de m. flexor carpi radialis naar caudaal te krijgen. Open kapsel gewricht (kan stomp met mosquito)

Endorotatie en abductie helpt bij het helemaal kunnen inspecteren vna de processus coronoideus medialis. Radioulnair gewricht kun je inspecteren door te proneren en supineren.

Vergeet ook niet naar de mediale humerusrolkam te kijken omdat hier vaak OCD is.

Gewrichtskapsel sluiten in 1 laag PDS of vicryl. Synovialis is dun dus kapsel sluiten lukt niet altijd. Dan sluit je pasel en mediale collateraalband aan de ene zijde en kapsel pees flexor carpi radialis aan de andere kant. Subcutis in 1 of 2 lagen met monocryl en huid subdermaal met monocryl. Huid met ethilon kan ook. Elastisch steunverband aanleggen voor 24-48 uur

74
Q

Arthrotomie schouder

A

osteochondrose dissecans van caput humeri aan de caudocentrale deel van de humeruskop. We doen een laterale arthrotomie

Zijligging met mogelijkheid tot adductie schouder voor het goed in beeld krijgen van de caudale humeruskop. Aan acromion ontspringt het acromiale hoofd van de m. deltoideus en vanaf spina scapula het spinaal hoofd. Tussen deze twee spierbuiken wil je door

Maak incisie proximaal van het acromion over schouder tot tuberculum majus. Prepareer subcutis tot op scheiding van de spierbuike. Fascie insnijden en daarna stomp prepareren. Lokaliseer gewricht door buigen, strekken, abduceren en adduceren.

Daarna identificeren eindpees van de m. infraspinatus. Hiervoor acromiale hoofd m. deltoideus goed naar craniaal brengen. Net caudaal van de m. infraspinatus zie je de m. teresminor. Tussen deze spieren benader je het gewricht.

Benader het gewricht niet caudaal van de m. teres minor omdat dit kan leiden tot trauma aan de plexus axillaris.

De m. infraspinatur en m. teres minor worden niet aan elkaar gehecht. De deltoideus wordt met enkelvoudige knoophechtingen PDS aan elkaar gehecht. Subcutis met monocryl, huid met ethilon

75
Q

Welke drie peeshechtingen gebruiken we?

A

Bunnell (2 kruisjes)
Kessler (locking loop, soort H vorm)
Three loop Pully (heel wild)

De is voor locking-loop of three-loop pully, vooral voor ronde pzen. Bunnell is meer geschikt voor platte pezen. Onafhankelijk van de primaire hechting wordt altijd eerst het paratenon gesloten met een enkelvoudige onderbroken of doorlopende hechttechniek.

Nabehandeling is externe immobilisatie met gepolsterd spalkverband gedurende minimaal 6 weken. De eerste 3 weken kan de tarsus in een geringe extensie worden gestabiliseerd zodat er weinig spanning op de achilles komt te staan. Daarna in normale belastingshoek zodat het genezingsproces onder gereguleerde tensie kan plaatsvinden. Na 6 weken kan het spalkverband worden vervangen door een gepolsterd verband gedurende 2 weken

76
Q

Hoe herken je een vergroot hart?

A
  • Trachea naar dorsaal verplaatst
  • Trachea loopt niet meer divergerend t.o.v. de wervelkolom
  • Hoofdbronchi worden uit elkaar gedrukt
  • Hart heeft meer sternaal contact
  • Divergerende bronchi
77
Q

Wat kun je normaal níet zien op een thoraxfoto?

A
  • Pleurale holte en pleurale bladen
  • Longen
  • Structuren in het craniale mediastinum: v. cava cranialis, oesophagus, grote vaten
  • Lymfeknopen: sternaal, mediastinaal, tracheobronchiaal
78
Q

Interstitieel longpatroon

A

Nodulair
- Metastasen
- Kleine granulomen

Miliair
- Micrometastasen
- Puimsteenlong door nierfalen
- Lepto
- Schimmel

Diffuus
- Beginnend longoedeem
- Interstitiele pneumonie
- Fibrosering (West Highland White terriër)
- Neoplasie (lymfoom)
- Intoxicatie

Kleine longvaten zijn niet meer goed zichtbaar. Contouren van hrtschaduw en diafragma zijn wel goed omdat er nog lucht in alveoli zit.

79
Q

Alveolair longpatroon

A

De alveoli bevatten geen lucht maar bestaan uit inhoud zoals vloeistof of cellen

DDx
- Cardiogeen longoedeem
- Niet-cardiogeen longoedeem
- (verslik)pneumonie
- Trauma: longcontusie, longconsolidatie, longcollaps (atelectase)
- Neoplasie
- Bloeding

Soms zijn er bij een alveolair longpatroon luchtbronchogrammen te zien. Alleen de bronchiën en bronchioli vbevatten dan lucht en worden goed zichtbaar

80
Q

Bronchiaal longpatroon

A

De wanden van de bronchiën zijn verdikt en ook het peribronchiale weefsel. Vaak wordt over tramlines en donuts gesproken

81
Q

Vasculaire longtekening

A

Hier kijk je naar de pulmonale arteriën en venen

  • Gedilateerde arteriën en venen
    Links-rechts shunt of overhydratie IV vloeistof
  • Smalle arteriën en venen
    Rechts-links shunt of dehydratie / shock
82
Q

Positie foto en gas in maag

A

Als het dier op zijn rechterzijde ligt zal het gas in de maag naar de linkerzijde gaan (fundus). Als het dier op zijn linkerzijde ligt zal het gas in de maag naar de rechterzijde gaan (antrum/pylorus) en dat lgt meer ventraal

Als het dier op zijn buik ligt (DV) krijg je gas eerder in de fundus regio (ligt meer dorsaal) en als het dier op zijn rug ligt gaat het gas eerder naar de antrum/pylorus regio (meer ventraal)

83
Q

Positie foto en diafragma

A

Op de SD opname lopen de crura meer parallel en op de DS opname meer divergerend.

Bij de DV opname is er meer een koepelvorm terwijl bij de VD opname de twee crura beter zichtbaar worden (Mickey Mouse)

84
Q

Positie foto en vena cava caudalis

A

Deze loopt aan de rechterzijde van de thorax en versmelt ook met de rechter helft van het diafragma. Als het dier op de rechterzijde ligt zal de rechterhelft van het diafragma door de buikorganen iets meer naar craniaal worden geduwd, waardoor de v. cava caudalis meteen met het diafragma versmelt. Als het dier op zijn linkerzijde ligt zal de linkerhelft van het diafragma iets meer naar craniaal worden geduwd en zal eerst nog wat overlap te zien zijn van de linkerhelft

Omdat het diafragma op de DV opname meer naar craniaal ligt, zie je minder van dit vat dan op de VD opname.

85
Q

Positie foto en pulmonaire bloedvaten

A

Op de SD beter van elkaar te onderscheiden. Op de DV meer over het diafragma

86
Q

Positionering DV en lateraal thorax

A

Rechte overlap wervelkolom met sternum
Dorsaal uitsteeksels recht getroffen (druppelvorm)
Inspiratie: volledig ontplooid longveld, geen overlap hartschaduw met diafragma

Lateraal
Gelijke hoogte wervelkolom met sternum (oorsprong ribben op gelijke hoogte)
Pootjes naar voren gestrekt zodat je het craniale mediast kan beoordelen
Inspiratie zodat ook de lobus accessorius ontplooid: geen overlap harschaduw met diafragma en horizontaal verloop van vena cava caudalis