Romantiek verkennen 5.1,5.2,5.3,5.4 Flashcards
klankkleur
De eigenschappen van een klank waardoor je instrumenten en stemmen van elkaar kunt onderscheiden.
septiemakkoord
Een vierklank met de opbouw: grondtoon – terts – kwint – septiem.
chromatiek
Het gebruik van halve toonsafstanden.
tertsverwantschap
Een toonsoort een terts boven of onder de eerste toonsoort. Dat kan een kleine of grote terts zijn.
climax
Hoogtepunt.
overgangsdynamiek
Geleidelijke dynamische overgangen.
crescendo
de muziek wordt steeds harder
decrescendo
de muziek wordt steeds zachter
accelerando
Geleidelijk sneller worden. Afkorting: acc.
ritenuto
Geleidelijk langzamer worden. Afkorting rit.
articulatie
De manier waarop een musicus de toon aanzet of de tonen met elkaar verbindt. Voor het aangeven van articulatie worden articulatietekens gebruikt.
programmamuziek
Muziek met een buitenmuzikale inhoud: er wordt iets uit de literatuur, beeldende kunst, geschiedenis of natuur uitgebeeld.
tonale muziek
Muziek waarbij je overal in de compositie een majeur- of mineurtoonsoort kunt bepalen. Op elk moment is één toon – de grondtoon – het centrum.
cadens
Een opeenvolging van akkoorden die tot een voorlopig (bijvoorbeeld het einde van de voorzin) of een definitief (bijvoorbeeld het einde van een stuk) rustpunt leiden.
nationale stijl
Muziekstijl die de eigen nationaliteit weerspiegelt. Bijvoorbeeld door volksritmes of –melodieën te gebruiken of door een voor dat land belangrijk (kenmerkend) onderwerp te nemen. Ander woord: nationale school.