Barok Flashcards
1
Q
welke perioden is de Barok?
A
1600-1750 (1750 dood bach)
2
Q
wat gebeurde er na 1600 (einde godsdienstenoorlog)?
A
- de kerk verloor haar politieke betekenis.
- de burgerij kreeg meer invloed.
- filosoof descartes: onderscheid maken tussen lichaam en geest.
3
Q
wie waren de 3 belangrijke componisten?
A
- bach
- vivaldi
- händel
4
Q
wat betekent Barok?
A
- letterlijk: misvormde parel
- ze gaven die naam aan deze perioden, omdat het een slap aftreksel was van de kunst in de renaissance.
- het is een spottende term voor de overdadigheid.
5
Q
wat gebeurde er in deze periode?
A
- italië leverde veel musici en componisten. ook kwamen er veel ontwikkelingen vandaan.
- ze ontwikkelde opera en soloconcert.
- ze gingen schouwburgen en concertzalen bouwen, dat konden ze financiëren door de burgers, doordat ze veel geld gingen verdienen en dat investeerden in kunst en cultuur.
6
Q
wat waren de muzikale ontwikkelingen van deze periode?
A
- polyfonie kwam tot een hoogtepunt (door bach)
- monodie ontstond
- er waren alleen nog mineur en majeur toonladders
- het notenschrift met maatstrepen ontstond
- de instrumentale muziek werd zelfstandiger
- basso continou werd veel gebruikt
7
Q
welke toonladders zijn er?
A
- lonisch (C-C)
- dorisch (D-D)
- phrygisch (E-E)
- lydisch (F-F)
- mixolydisch (G-G)
- aeolisch (A-A)
- lokrisch (B-B)
8
Q
wat zijn de mineur en majeur toonladders?
A
majeur: lonisch (C-C)
mineur: aeolisch (A-A)
9
Q
welke toonladders zijn modi?
A
- dorisch (D-D)
- phrygisch (E-E)
- lydisch (F-F)
- mixolydisch (G-G)
10
Q
wat zijn veel voorkomende compositievormen instrumentaal?
A
- fuga
- sonate
- suite
- concerto grosso
- soloconcert
11
Q
wat zijn veel voorkomende compositievormen vocaal?
A
- opera
- oratorium
12
Q
wat zijn de kenmerken van de muziek uit de barok?
A
- veel versieringen
- spelen in kleine ensembles
- terrassendynamiek gebruiken
- veel sequenzen en voortspinnen
- veel basso continou
- barokke motoriek