religie Flashcards

1
Q

religie volgens durkheim

A

onderlinge verbondenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

organische solidariteit

A

onderlinge afhankelijkheid (tegenwoordig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mechanische solidariteit

A

gelijkheid in normen en waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sociolect

A

taalvariant die word gebruikt in een bepaald sociaal milieu

  • plaats en sociale positie heeft invloed op taalgebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rituelen

A

Rite de passage: overgangsritueel
- geeft iemand nieuwe status in samenleving
- iets in leven veranderd, begint of eindigt
- kan mensen helpen om te gaan met veranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ceremonien

A

markeren dagen, seizoenen, overgang ene levensfase in de ander, grote
gebeurtenissen van het samenleven etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat doet religie

A

brengt orde aan leven van mensen en geschiedenis van hun samenleving
- versterkt onderlinge verbondenheid en solidariteit, zolang gelovigen het eens zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kenmerken geschreven religie

A
  • heilig boek, minimale kennis vereist
  • geschreven en dus te verspreiden
  • mensen kunnen worden bekeerd
  • over de hele wereld bij mensen met diverse levens
  • kan dogmatisch zijn (strenge regels over wat je wel en niet mag doen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kenmerken orale religie

A
  • lokaal gebonden
  • goden vaak geassocieerd aan plekken of dingen
  • ingebed in sociale leven
  • vaak niet dogmatisch (geen strenge regels over normen en waarden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

monotheïsme

A

geloven in 1 God

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

polytheïsme

A

geloven in meerdere goden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pantheïsme

A

alles en iedereen is goddelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

non-theisme

A

God staat niet centraal (manier van leven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

religie

A

brengt orde aan in het leven van mensen en in de geschiedenis van hun samenleving. Godsdienst geeft betekenis en samenhang aan onbegrijpelijke gebeurtenissen en kan troost bieden bij tegenslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly