Relatie politie en staat/gemeenschap Flashcards
Staat en politiemodel (Brewer et al. 1988)
1) Aard politie (militair model; burgerlijke politie; nadruk repressie)
2) Invloed visie regering ≠ absoluut
3) Centralisatie / Decentralisatie?
4) Strategieën aanpak ordeverstoring (criminaliseren, verzoenen, onderdrukken)
5) Breuken tussen etniciteit-, religieuze- en regionale groepen
6) Gemeenschappen met breuklijnen representatie
7) Militarisering OOH
Complexe symbolische functie
1) Dramaturgical police (acteren)
2) Le contract sociale (Locke)
3) Symbolische functie (Lofthouse)
4) Politie = goede macht (Loader)
5) Politie mag geweld gebruiken, maar enkel om het goede te doen
Belang symboolfunctie
1) Vertrouwen
2) Verdediger morele structuur (Jackson & Sunshine)
3) Affectieve band (Loader)
4) Geïdealiseerde goedmacht
Politie en bevolking hebben elkaar nodig
1) Cruciale wederzijdse affectieve relatie (burger <=> politie)
2) Ambivalente relatie (staat <=> politie)
Wederzijdse beeldvorming
1) Microniveau (politiepraktijk)
2) Mesoniveau (politieorganisatie)
3) Macroniveau (politie instituut)
Mening van burger
1) Percepties
2) Respondenten uit onderzoek
3) Wat wordt er gemeten in een onderzoek?
4) Factoren met invloed op antwoord (individuele kenmerken <=> buurtkenmerken)
Na contact met politie
1) Microniveau
2) Mesoniveau
Verwee
ONDERZOEK
1) Diversiteit in … onder bevolking (afhandeling, interacties/tussenkomsten, percepties)
2) Microniveau
3) Mesoniveau
4) Macroniveau
Politie over burger
1) Mening van politie (self fulfilling prophecy)
2) Overpolicing & underpolicing
3) Politiebeeld over gemeenschap