Recht in een democratie Flashcards

1
Q

descriptieve regels

A

regels die vertellen hoe de feitelijke werkelijkheid in elkaar zit

empirisch te toetsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

normatieve regels

A

hoe de werkelijkheid behoort te zijn en hoe we ons horen te gedragen

normen en waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarde

A

wenselijke stand van zaken en onze belangen

idealen (persoonsgebonden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

normen

A

gedragregels die we stellen om waarden te bereiken

moraal, fatsoen, godsdienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

recht

A

geheel van geldende gedragregels, met consequenties die voor iedereen gelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rechtsbronnen

A
  1. wet, algemeen geschreven rechtsregel
  2. verdragen
  3. gewoonterecht, rechtsregel en langdurige gewoonte
  4. jurisprudentie, vult lacunes aan (niet democratisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rechtsbeginselen

A

waarden van het recht waaruit de rechter zijn normen afleidt (basisprincipes)

rechtszekerheid, proportionaliteit, rechtsgelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

positief recht

A

som van alle rechtsregels die op dit moment gelden en door mensen gesteld zijn (rechtspositivisten)

objectief, law algemene regel
subjectief, right individuele bevoegdheid

synoniem: objectief recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

natuurrecht

A

algemene regel van fundamentele rechtsnormen die altijd gelden

van nature geldende rechtvaardigheid

natuurrechtdenkers: positiefrecht vult natuurrecht aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

genus en species

A

verzamelbegrip, kan worden onderverdeeld in subcategorien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

functies van recht

A
  1. oredening van menselijk gedrag door het stellen van rechtsregels en handhaven ervan
  2. menselijke gedraging te uniformeren en ordenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

materieel recht

A

regels die betrekking hebben op de rechten en plichten van personen in hun onderlinge verkeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

formeelrecht

A

regels die over de wijze van procederen bij de rechter, zien toe op naleving van materiele regels

synoniem: procesrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

trias politica

A

om machtsconcentratie te voorkomen:
wetgevende (wetgeving)
uitvoerende (bestuur)
rechtsprekende (rechtspraak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wetgevende macht

A

door SG en regering en maken avv’s

SG: 1ste en 2de Kamer
Regering: Koning + ministers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

uitvoerende macht

A

regering, neemt besluiten en beschikkingen en maken AMvB’s

Regering: Koning + ministers
Kabinet: ministers + staatssecretarissen

17
Q

rechtsprekende macht

A

beslechting van geschillen door rechters (wet op RO)

18
Q

democratie
en zijn 2 vormen

A

de bevolking heeft iets van zeggenschap over het bestuur
1. directe, rechtstreeks meestemmen
2. representatieve (evenredige vertegenwoordiging of districtenstelsel)

19
Q

2 vormen van kiesrecht

A
  1. actief, om leden van vertegenwoordigende organen te kiezen
  2. passief, recht om in een organa gekozen te worden
20
Q

parlementair stelsel

A

verhouding tussen regering en parlement

21
Q

ministeriele verantwoordelijkheid

A

Koning is onschendbaar en ministers zijn verantwoordelijk

22
Q

vertrouwensregel

A

blijkt dat een minister of staatssecretaris het vertrouwen van een van de Kamers heeft verloren, dient deze tijn ontslag aan de Koning aan te bieden (motie van wantrouwen met een Kamermeerderheid)

23
Q

recht van interprellatie

A

leden van beide Kamers kunnen aan ministers mondeling of schriftelijk om inlichting vragen

24
Q

constitutionele monarchie

A

koningsschap en SG vertegenwoordigt het volk

puur grondwettelijk mag de Koning een wet weigering

25
Q

5 mechanismen van de rechtsstaat

om burger te beschermen

A
  1. bevoegdheidsspreiding (checks and balances en decentralisatie (territoriaal en functioneel))
  2. onafhankelijke en onpartijdige rechter (voor leven benoemd)
  3. legaliteitsbeginsel (berusten op wet)
  4. grondrechten (toetsingsverbod)
  5. rechtsbeginselen (ongeschreven abbb’s)
26
Q

grondrechten en 2 vormen

A

waarborgen de autonomie van de burger en zijn onvervreembaar (relatie overheid en burger)
1. klassieke, overheid moet zich in beginsel weerhouden van handelen (vrijheidsrecht, gelijkheidsrecht)
2. sociale, geven recht op hulp van de overheid en de gemeenschap moet u van middelen voorzien (kan er bij rechter niet op beroepen)