RD & RT Flashcards

1
Q

wat is het doel van constrastmiddel?

A
  • goede aankleuring van een orgaan/ pathologie met de minste hoeveelheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de contrast vloeistof route?

A
  1. cv wordt via elleboog in vene toegediend
  2. komt in de vena subclavia
  3. komt aan in rechter harthelft (6-12s)
  4. via a.pulmonalis in longen (10-25s)
  5. komt in linker harthelft via aorta (13-12 s)
  6. systemische arteriën wordne gevuld (25s)
  7. het parenchym van het orgaan wordt gevuld (40-55)
  8. bereikt het orgaan (>65 s)
  9. via VCI & VCS terug naar rechterharthelft –> recirculatie (na 1 min)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoeveel contrast vloeistof wordt standaard toegediend? en hoeveel volume? en hoeveel bij CT angio?

A

2-4 mL/s. 70-150 mL
bij CT angio 4-6 mL/s, 30-120 mL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de voordelen van saline flush?

A
  • spoelt de CM uit de venen
  • vermindert streak artefacten
  • vermindert het contrastvolume
  • boluscontrast blijft compact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het primaire doel van AEC?

A

het primaire doel is de SNR constant houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke parameters zijn belangrijk voor de AEC omtrent de ruis?

A
  • kernel
  • kV; hoe hoger de kV, minder ruis
  • coupedikte; dikkere coupe, minder ruis (wel minder detailwaarneembaarheid)
  • mA; hogere mA, minder ruis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke 2 soorten mAs zijn er?

A
  • mAs; buisstroom per tijd (komt uit de buis)
  • effectieve mAs; hoeveel wordt er gebruikt per coupe, tafelverschuiving meegenomen. eff mas = mA x rotation speed/pitch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

naar welke 3 elementen kijk de AEC ?

A
  • mA
  • sec
  • pitch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de acute bijwerkingen bij het bestralen van de longen?

A
  • irritatie van het slijmvlies bij de slokdarm. passage van eten is pijnlijk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn late bijwerkingen van het bestralen van de longen?

A
  • boven de 40-50 Gy kan na enkele maanden stralingsfibrose optreden (vorming van littekenweefsel die ontstaat na radiatie).
  • soms radiatiepneumonitis (ontsteking van longweefsel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de symptomen voor oesofagus kanker?

A
  • dysfagie (slikklachten)
  • pijn bij eten wat leidt tot verminderd eten en dus gewichtsafname
  • heesheid (tgv druk op nervus recurrens)
  • benauwdheid
  • hoesten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat gebeurt er met kleine, niet-gemetasteerde slokdarmcarcinomen ?

A
  • primaire chirurgie heeft hier de voorkeur
  • de slokdarm wordt verwijderd en de maag wordt in de thorax gebracht (buismaag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebeurt er met wat grotere slokdarmcarcinomen of wanneer regionale lymfeklier metastasen zijn?

A
  • neoadjuvante chemoradiatie, bij respons hierop vindt chirurgie plaats
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat gebeurt er met irresectabele, niet-gemetasteerde slokdarmtumoren?

A
  • primair chemoradiatie
  • mensen met slechte conditie krijgen uitwendige bestraling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat gebeurt met op afstand gemetasteerde slokdarmcarcinomen?

A
  • intralumbale brachytherapie
  • intraluminale stent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat heeft de pitch voor invloed op de contrastresolutie?

A

wanneer de pitch wordt verhoogt, is de scantijd korter en komen er minder fotonen per oppervlakte wat zorgt voor minder contrastresolutie

17
Q

wat voor setting is goed voor botbreuk?

A

botsetting 2500/250, scherp kernel want je hebt hoge spatiële resolutie

18
Q

welke parameters zorgen voor hoge spatiële resolutie bij HRCT?

A
  • extra scherp kernel
  • kleine acquisitie coupedikte
  • kleine reconstructie coupedikte
19
Q

wat is de testbolus?

A

er wordt een klein beetje contrastmiddel toegediend om de delay te bepalen, daarna weer contrastmiddel

20
Q

waarom wordt er IV contrast gegeven bij pneumonie?

A
  • om klieren en abcessen zichtbaar te maken
  • niet voor de pathologie zelf
21
Q

wat heeft kV voor invloed op contrast resolutie en beeldcontrast?

A
  • hoe lager de kV -> minder signaal -> minder fotonen -> meer ruis -> slechte contrastresolutie -> beter beeldcontrast
  • hoe hoger de kV -> meer signaal -> meer fotonen -> minder ruis -> betere contrastresolutie -> slechtere beeldcontrast
22
Q

wat voor effect heeft het verhogen van het mAs?

A
  • bij een hogere mAs is er meer signaal -> meer fotonen -> minder ruis -> betere contrastresolutie
23
Q

wat kan je nog meer doen om ruis te onderdrukken naast de mAs aanpassen? op reconstructie en acquisitie ?

A

RECONSTRUCTIE
- zachte kernel
- grotere recon coupedikte -> meer fotonen -> betere SNR

ACQUISITIE
- lagere pitch -> langzamer door CT -> meer fotonen
- rotatietijd verlengen
- acquisitie coupedikte groter

24
Q

waarvoor is het standaard thorax CT?

A
  • voor verdenking van longtumor, metastasen of andere maligniteiten.
  • pleurale afwijkingen
  • abcessen
  • pneumothorax
25
Q

wat is het protocol voor standaard thorax CT?

A

KERNEL
- bij wekedelen setting (400/40), wordt een zachte kernel gebruikt
- bij longsetting (1400/-700) wordt een scherpe kernel gebruikt om een zo hoog mogelijke spatiële resolutie te krijgen

WW/WL
- 400/40, geschikt voor absorptie van verschillende organen
- 1400/-700, geschikt voor optimale visualisatie van longafwijkingen

COUPEDIKTE
- zo dun mogelijke acquisitie van ongv 0,5-0,625 mm
- iets dikker recon van 2-3 mm die een snel overzicht kunnen geven van longen en mediastinum

  • arteriële fase
  • Vanaf de bovenste thoraxapertuur tot en met de caudale leverrand. Dit is van belang om een uitspraak te kunnen doen over eventuele levermetastasen. Bovendien wordt hiermee bereikt dat de bijnieren zeker afgebeeld worden.
26
Q

waarvoor is de HRCT thorax?

A
  • bij verdenking op interstitiële afwijkingen
  • diagnosticeren van bronchiëctasieën en luchtwegobstructie (ʽair trappingʼ)
27
Q

wat is airtrapping?

A

In geval van air trapping blijft er bij expiratie lucht achter in sommige longdelen door een ventielwerking in de luchtwegen

28
Q

wat is het protocol voor HRCT thorax?

A
  • geen contrastmiddel
  • aquisitie CD; zo klein mogelijk
  • kernel; extra scherp, voor zo hoog mogelijke spatiële resolutie
  • WW/WL ; 1400/-700
  • instelling; Vanaf diafragma tot jugulum.
29
Q

in welke fase kleuren hypervasculaire meta’s het beste aan?

A

in de arteriële fase

30
Q

welke organen zijn voorkeurslocaties voor uitzaaiingen?

A
  • hersenen
  • bijnieren
  • lever
31
Q

welke 2 gegevens naast soort & stadium geeft ons een idee van de prognose?

A
  • gewichtsafname (5% of meer tijdens afgelopen 3 maanden)
  • algemene conditie (karnofsky performance score- KPS)
32
Q

hoe wordt steriotactische bestraling gedefinieerd?

A
  • hoge fractiedosis
  • zeer steile dosisopbouw
  • centrale piekdosis die ver boven reguliere norm van 107% uitkomt, meestal rond de 130%