Echo & MRI Flashcards

1
Q

wat zijn de landmarks voor de rechter bijnier?

A
  • lever
  • bovenpool rechter nier
  • vena cava inferior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de landmarks voor de linker bijnier?

A
  • milt
  • bovenpool linker nier
  • aorta abdominalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is de verhouding van de milt?

A

11-7-4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is er aan de hand bij hypertrosfisch column van Bertin?

A

dit is een benigne aandoening, waarbij er een extensie is van de cortex tussen de piramides door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is er aan de hand bij foetale lobulatie?

A

dit is een benigne aandoening, waarbij er intrekkingen zijn in de schors van de nier. dit komt door een incomplete samensmelting in de embryonale fase. op echobeeld zie je een echorijke intrekking in de schors.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is er aan de hand bij een dubbel systeem?

A

dit is een benigne aandoening, waarbij er een echoarme onderbreking is vab het echorijke centrale complex. er is een dubbel afvoersysteem (ureter)in het lichaam van een nier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is er aan de hand bij een mononier?

A

dit is een benigne aandoening waarbij er aangeboren maar 1 nier is. deze neemt de functie over van de andere nier waardoor deze is vergroot ( 14-15 cm), compensatoire hypertrofie (toename in dm van spiervezels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is er aan de hand bij een niercyste?

A

dit is de meest voorkomende nierafwijking. er is een echovrije, ronde laesie te zien met een dunne wand en dorsale geluidsversterking. asymptomatisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het verschil tussen simpele en complexe niercyste?

A
  • simpel = geen interne reflecties
  • complex = interne reflecties, dikke wand, calcificaties solide delen –> kans op maligniteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is er aan de hand bij polycysteuze nieren?

A

hier is er nauwelijks onderscheid tussen centraal complex en parenchym, is erfelijk. de nierfunctie gaat omlaag. kunne groot zijn en kunnen ook dubbelzijdig voorkomen (20 cm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is er aan de hand bij nefrolithiasis?

A

er is een neerslag van zouten en soms eiwitten. symptomen ; (koliek)pijn & macroscopsiche hematurie
- meestal kalkhoudend, indien dit is ; echorijk + slagschaduw
- stuwing van calyces en pyelum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn complicaties van nefrolithiasis?

A
  • obstructie, waardoor stuwing kan ontstaan wat leidt tot hydronefrose
  • steen kan hangen op ; pyelo-uretrale overgang, bij de kruising van de ureter met grote vaten of in de blaas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar hangt de scantijd in de MRI vooral van af?

A

van de TR, dit is de tijd tussen de excitatie en het meten van het signaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is het verschil tussen gradiëntechosequenties en gewone se sequenties?

A
  • kortere TE dan bij SE
  • kleinere fliphoek dan 90 graden, om bij korte TR toch voldoende herstel van magnetisatie te bewerkstelligen
  • gradiëntschakeling gebruikt om spins te refaseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de gradient recalled echo sequentie?

A

dit is een sequentie waarbij er snelle defasering optreedt, en het signaal snel uitdooft. direct daarna wordt de gradiënt omgedraaid waardoor protonen weer refaseren, zo wordt echo herroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarom treedt er snelle defasering op bij GRE?

A

Doordat – door toepassing van een gradiënt – het magneetveld niet meer overal even sterk is, zal de precessiefrequentie ook gaan variëren; sommige protonen zullen sneller gaan ronddraaien en andere zullen langzamer gaan lopen. Dat zorgt ervoor dat er snelle defasering optreedt en het signaal snel uitdooft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waarom moet de TE kort zijn bij GRE? en waarom langer bij SE?

A

De echo moet uitgelezen worden voordat het signaal geheel uitgedoofd is, daarom moet de echotijd kort zijn. Door het ontbreken van de 180°-puls kan dit ook; deze puls kost tijd en daarom moet de echotijd bij de SE-sequentie langer zijn dan bij de GRE-sequentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke parameter bepaalt vooral het contrast bij GRE?

A

de fliphoek. een kleine fliphoek zorgt dat de longitudinale magnetisatie snel weer hersteld is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke fliphoek voor T2/T2* en welke voor T1?

A

T2/T2* = 5-20 graden
T1 = 70-110 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe wordt GRE vooral toegepast?

A
  • scans van abdomen (breathhold techniek)
  • snelheid van GRE kan bewegend bloed afbeelden (MR-angiografie)
  • bloedingen in hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

waarom kunnen bloedingen in hersenen goed bij GRE worden gezien?

A
  • afbraakproduct bloed is hemosiderine, dit bevat ijzer.
  • dit is ferromagnetisch, fm stoffen bundelen de veldlijnen van b0 veld
  • waardoor het magnetisch veld plaatselijk verstoord wordt
  • bij GRE is er geen compensatie door 180 graden puls gevolg is vervorming van beeld en uitdoven van signaal dus worden bloedingen overdreven afgebeeld als zwarte vlek.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat is T2*?

A

Bepaalde MR-reeksen die gradiënt-echo’s en relatief lange TE-waarden gebruiken, worden T2*-gewogen genoemd. Ze worden gebruikt om lokale magnetische homogeniteitseffecten te accentueren om te helpen bij het opsporen van bloedingen of verkalkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hoe wordt de fliphoek bepaald?

A

de fliphoek wordt bepaald door de duur en sterkte van de RF puls

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

de SNR is kleiner bij GRE dan bij TSE, hoe kan dat?

A

omdat er een kleinere fliphoek wordt gebruikt, hierdoor is er minder magnetisatie in het transversale vlak wat zorgt voor minder signaal

25
Q

wat is de TE voor T1+2 bij GRE?

A
  • grote TE voor T2* = 10-20 ms
    -kleine TE voor T1 = 2-8 ms
26
Q

wat is het effect van de snelle gradiëntschakelingen wat evt vervelend is voor pt?

A
  • snelle schakeling van stroom door gradiëntspoelen; snelle wisseling van extra magneetvelden –> dit geeft stroom in geleidende materialen –> zenuwbanen –> perifere nerve stimulation –> tinteling en lichtflitjes
  • gradiëntspoel is stroomdraad door uitwendig magneetveld
    ; hierop staat (lorentz)kracht –> richting van kracht wisselt met richting van stroom –> veel lawaai!
27
Q

waar wordt T2* contrast door veroorzaakt?

A
  • spin-spin ineractie
  • B0 veldimhomogeniteiten
  • susceptibiliteit
    de reden is dat er geen 180-puls is, dus geen correctie van faseverschillen veroorzaakt door veldinhomogeniteiten
28
Q

wat zijn de kenmerken aan een kleine FA?

A
  • <30 graden
  • lagere SNR door kleine transversale magnetisatie
  • kortere TR; door sneller herstel van longitudinale magnetisatie
  • minder verschil in T1 contrasten zichtbaar omdat alle weefsels snel hersteld zijn
29
Q

wat zijn de kenmerken aan een grote FA?

A
  • tussen 60-120 graden
  • hogere SNR door grote transversale magnetisatie
  • hoge TR doordat longitudinale magnetisatie langer doet over volledig herstel
  • contrasten obv T1 tijden beter zichtbaar
30
Q

wat zijn de kenmerken van korte TE bij GRE?

A
  • <5 ms
  • minder verschil in contrast obv T2 tijden
31
Q

wat zijn de kenmerken van lange TE bij GRE?

A
  • > 15 ms
  • contrasten obv T2 tijden beter zichtbaar
  • bij erg lange TE -> teveel signaal verlies als gevolg van defasering
32
Q

wat heeft TE voor invloed op beeldcontrast?

A
  • TE bepaalt de mate van T2* relaxatie en dus mate van T2* contrastweging
33
Q

wat zijn de kenmerken van korte TR bij GRE?

A
  • <50 ms
  • geen volledig herstel van longitudinale magnetisatie
  • verschillen in T1 contrasten zichtbaar (icm grote fliphoek)
34
Q

wat zijn kenmerken van lange TR bij GRE?

A
  • > 50 ms
  • volledig herstel van longitudinale magnetisatie
  • contrasten obv T1 tijden minder zichtbaar
35
Q

wat zijn de parameters voor het aantonen van bloedingen bij GRE?

A
  • lange TE
  • kleine FA
  • TR lang
36
Q

wat is steady state?

A

bij steady state bereikt transversale magnetisatie na een aantal cycli een constante waarde (MSS). nadat ss is bereikt blijft de signaalintensiteit na elke echo constant. de fase waarin ss nog niet is bereikt heet transient state.

SS wordt gecreeërd wanneer de TR korter is dan de T1 & T2 relaxatietijd van de weefsels

37
Q

welke verschillende typen GRE zijn er?

A
  • alleen FID- incoherente GRE = spoiled GRE = T1 weging (veel gebruikt)
  • alleen stimulated echoes - SSFP = steady state free precession = T2* (weinig toegepast)
  • weinig signaal + veel flowartefacten
  • FID & stimulated echoes - coherente GRE = rewound/refoccused GE = T1/T2*
  • meer signaal maar nog steeds flowartefacten -> betere versie
  • FID & stimulated echoes - balanced GRE = true FISP/balanced FFE = T1/T2*
  • uitgebalanceerde gradiëntschakeling brengt signaal in fase -> onderdrukking flowartefacten
38
Q

wat is een spoiler en wat is spoiling?

A

spoiler = gradiënt die defaseert
spoiling = vernietigen van signaal in transversale vlak

39
Q

wat zijn manieren waarop spoiling kan?

A
  1. lange TR ; bij TR > T2* is bij de volgende RF excitatiepuls geen transversale magnetisatie over
    2.gradiënt spoling ; extra gradiënt wordt geschakeld net voor volgende excitatiepuls zodat de rest trans mag verdwijnt en niet gefaseerd kan worden
  2. RF spoiling ; door RF pulsen worden fase veranderingen aangebracht in het resterende magnetisatie waardoor dit verdwijnt
40
Q

wat bepaalt de FA?

A

bepaalt hoeveel longitudinale magnetisatie wordt omgezet in trans mag door excitatie

41
Q

welke parameters hebben invloed op de SNR?

A
  • Coil type & positie ; kleine coils hebben goede lokale SNR, maar kleine dekking. Phased array coil met meerdere kleine coils zorgen voor goede SNR. Ook de positionering is belangrijk.
  • TR; kleine TR, zorgt voor weinig herstel van longitudinale magnetisatie dus maar een klein beetje transversale magnetisatie, wat zorgt voor slechte SNR.
  • TE; korte TE, zorgt voor weinig defasering van transversale magnetisatie, signaal amplitude en SNR is daarom hoog.
  • Flip Angle ;
42
Q

welke parameters hebben invloed op de CNR?

A
  • contrastmiddel; het versterken van weefsel wordt wit op T1, waardoor een goede CNR is tussen wit weefsel en weefsel wat niet aangekleurd is.
  • MTC; extra RF pulsen om waterstof protonen te onderdrukken die niet vrij zijn, maar aan macromoleculen zitten.
  • onderdrukking technieken; verbeteren CNR omdat signaal van ongewilde weefsel is verwijderd.
  • flow technieken; zorgen voor plaatjes waarin het verschil van CNR tussen flow en non-flow erg hoog is
  • T2 weging; dit wordt gebruikt om de CNR te verhogen tussen normaal en abnormaal weefsel.
43
Q

waarom is het belangrijk om de CNR te verhogen?

A

dit is belangrijk om pathologie duidelijk aan te tonen, en het te onderscheiden van normaal weefsel. ook om een bepaalde structuur duidelijk naast een ander te zien.

44
Q

wat heeft de voxel volume voor invloed op de SNR?

A
  • maat van voxel bepaalt hoeveel signaal iedere voxel bevat
  • grote voxels hebben daarom een hogere SNR, hierdoor neemt alleen wel de resolutie af.
45
Q

wat heeft de matrix voor invloed op de SNR?

A
  • als er weinig pixels zijn over dd FOV, is elke pixel groter
  • hierdoor neemt de SNR toe
46
Q

wat heeft de matrix voor invloed op de resolutie?

A
  • matrix neemt toe, waardoor de pixel en ook voxel maat kleiner worden dit zorgt voor hogere resolutie maar een lagere SNR.
47
Q

wat voor invloed heeft de coupedikte op de SNR?

A
  • dikke slices bedekken meer van de patiënt lichaam weefsel en heeft daarom meer spinnende protonen. SNR neemt toe, wanneer coupedikte toeneemt
48
Q

wat is FID?

A

FID is een signaal dat snel afneemt in sterkte omdat de protonspins, na stoppen van RF puls, weer terugvallen naar oorspronkelijke positie

49
Q

wat is FLAIR?

A

FLAIR is een IR sequentie met een lange inversietijd (2000ms). doel ; onderdrukken van signaal van liquor. toegepast bij; T2 afb van hersenen om patholgie in nabijgeid van ventrikels en witte stof beter zichtbaar te maken

50
Q

wat is IR?

A

(inversion recovery) sequentie, hier kan het contrast verbterd/gemanipuleerd. na de 180 graden puls is er een 90 graden excitatiepuls en een 180 graden omkeerpuls

51
Q

wat is inversietijd?

A

tijd tussen de eerste 180 graden puls (inversiepuls) en de 90 graden puls.

52
Q

hoe ontstaat slagschaduw en hoe uit dit zich dit op echo beeld?

A

Slagschaduw wordt veroorzaakt door;
- totale weerkaatsing, treedt op op het grensvlak van lucht/weefsel door het grote verschil in dichtheid tussen lucht en weefsel.
- reflectie/absorptie, treedt op wanneer geluidsgolven worden geabsorbeerd door kalkhoudende structuren (stenen, bot)

dit zorgt dat geluidsgolven volledig worden teruggekaatst/geabsorbeerd wordt waardoor geen geluidsgolven in het gebied achter deze structuur over is. dit zorgt ervoor dat dit deel op het echobeeld volledig echoloos wordt afgebeeld –> slagschaduw

53
Q

waar is slagschaduw belangrijk voor?

A
  • detectie van bv peescalcificaties, stenen of lucht
  • ook gebruikt voor onderscheid tussen solide en verkalkte massa’s. bv galblaaspoliep vs galsteen
54
Q

wat is de oorzaak van dorsale geluidsversterking en hoe uit zich dit op echobeeld?

A

veroorzaakt door;
- geluidsgolven die zich verplaatsen door een echovrije structuur (blaas/cyste), bundel verliest weinig geluid, dorsaal van structuur is meer geluid over. er is meer geluid over om te reflecteren naar de transducer
- uit zich als een echorijk gebied dorsaal van de structuur.
- gebruikt om cysten op te sporen

55
Q

wat is oorzaak van reveberatieartefact en hoe uit dit zich op echobeeld?

A

veroorzaakt door;
- wanneer een geluidsbundel parallel aan elkaar liggende structuren tegenkomt
- witte geluidsgolven

56
Q

wat is oorzaak kosmeetstaartartefact en hoe uit dit zich op echobeeld?

A

veroorzaakt door;
- meervoudige reflectie tussen parallel aan elkaar liggende structuren
- veel reflecties dicht op elkaar, een soort echorijke staart

57
Q

wat is de oorzaak van vuurtorenartefacten en
hoe uit dit zich op echobeeld?

A
  • resonantie van kleine structuren zoals luchtbellen, door het trillen wordt geluid uitgezonden
  • dorsaal zie je een witte streep
58
Q

wat is de oorzaak van spiegelartefact en hoe uit zich dit op echobeeld?

A
  • via een sterke reflector belandt het geprojecteerde op de verkeerde plaats en in een andere richting
  • het wordt gedeeltelijk of geheel gespiegeld achter deze reflector weergegeven
59
Q

wat is de oorzaak van brekingsartefact en hoe uit dit zich op echobeeld?

A
  • ## door breking bundel wordt een object op de verkeerde plek, naast het origineel gezet