Quedar con alguien (afspreken met iemand) Flashcards
?Tienes planes para..?
Heb je plannen..?
? Tenéis algo planeado para …?
Willen jullie … iets doen?
? Queréis hacer algo..?
Zin om ..?
?Tienes ganas de..?
Heb je zin om…?
? Qué te apetece hacer?
Wat wil je doen?
Me apetece ir a…
Ik heb zin om naar … te gaan.
Creo que…
Ik denk dat…
Creo que me voy a quedar en casa este fin de semana.
Ik denk dat ik dit weekend ga thuisblijven.
Me siento fatal.
Ik voel me niet zo goed.
No me siento muy bien.
Ik voel me niet zo goed.
Con gusto.
Graag!
Buena idea.
Leuk idee! Tof!
Estar libre.
Vrij zijn.
Estar ocupado, tener algo planeado
bezig zijn, iets aan de hand hebben
Hacer algo juntos
iets samen doen
Une clase de piano, de baile, de dibujo
pianoles, dansles, tekenles
Dicen que…
Ze zeggen dat…
Dicen que va a hacer bueno.
Ze zeggen dat het mooi weer wordt.
? A qué hora quedamos?
Hoe laat spreken we af?
? Cómo quedamos?
Hoe laat spreken we af?
! Estupendo!
Super!
A las … en mi Casa.
Om… bij mij.
? Te va bien a las .. hora en … lugar?
Om… uur bij … , is dat goed?
Tal vez
misschien
Ir a comer algo
Uit gaan eten
Ir de tapas
Tapas gaan eten
Hasta luego!
Tot straks!
