Probleem 7: Stress! Flashcards

1
Q

Stress

A

gebeurtenissen die worden geïnterpreteerd als bedreigend voor een individu en die fysiologische en gedragsreacties uitlokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

actieve stressrespons

A

het sympathisch zs wordt geactiveerd waardoor een fight-or-flight reactie geproduceerd kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

passieve stressrespons

A

het parasympatisch zs wordt geactiveerd en remt het sympatisch zs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

stressor

A

een stimuli die stress veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

externe stimuli

A

een bedreiging of stressvolle stimuli vanuit je omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sensibiliteit

A

blootstelling aan een stressor kan het zs gevoelig maken zodat in de toekomst de hormonale reactie en het gedrag op deze stressor verhoogt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

aangeleerde hulpeloosheid

A

men accepteerd dat het buiten zijn of haar kunnen ligt en reageert altijd passief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

alarm-fase

A

verhoogde activiteit van het sympathisch zs. het lichaam wordt klaargemaakt voor snelle activering in geval van nood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

weerstand-fase

A

de HPA-as wordt dominant. er wordt cortisol en andere hormonen uitgescheden om het lichaam in staat te stellen langdurig alert te blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

uitputting fase

A

het individu is moe en kwetsbaar omdat het zs en immuunsysteem niet langer de energie hebben om de verhoogde activiteit te behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

MR-receptoren

A

hier bindt cortisol als eertse aan en zorgt ervoor dat de stressreactie blijft doorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

GR-receptoren

A

als de MR vol zit bindt cortisol zich aan de GR-receptoren waardoor de stressreactie uiteindelijk gestopt zal worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

noradrenaline en adrenaline

A

beinvloed glucose metabolisme waardoor energie vrijkomt wat zorgt voor een hogere hartslag en bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cortisol

A

heeft als doel om het lichaam terug in balans te brengen na een flight or fight respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ziekte van cushing

A

tumoren veroorzaken een overvloed van cortisol in de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

PTSS

A

verhoogde gevoeligheid voor cortisol

17
Q

homeostase

A

in balans zijn

18
Q

psychosomatische stressstoornissen

A

lichamelijke klachten waar een psychologische oorzaak voor is

19
Q

atherosclerose

A

door stress komen er vetstoffen (lipide) in de bloedbaan, deze hebben de neiging zich te verzamelen op de wanden van de slagarders

20
Q

coronary heart disease

A

aderen die het bloed naar het hart toevoeren slibben dicht

21
Q

psychoneuroimmunologie

A

onderzoekt de interactie tussen psychologische factoren, het zenuwstelsel en het immuunsysteem

22
Q

pathogen

A

ziekteverwekker

23
Q

het immuunsysteem

A

het verdedigingssysteem van een organisme tegen ziekten

24
Q

leukocyten

A

witte bloedcellen

25
Q

lymfocyten

A

gespecialiseerde witte bloedcellen

26
Q

b cellen

A

antilichaam gemedieerde immuniteit

27
Q

antigenen

A

eiwitmoleculen aan de oppervlakte van cellen

28
Q

antilichamen

A

antistoffen die een cel kapot maken

29
Q

t cellen

A

celgemedieerde immuniteit

30
Q

auto immuun ziekte

A

een ziekte die ontstaat doordat t cellen het eigen lichaamsweefsel aanvallen omdat deze als ziekteverwekkers worden beschouwt

31
Q

fagocyten

A

cellen die pathogenen vernietigen en opslokken, dit zijn de eerste aanvallers.

32
Q

eustress

A

stress die de gezondheid of andere aspecten van het functioneren verbeterd

33
Q

disstress

A

stress die de gezondheid of andere aspecten van het functioneren verslecht

34
Q

subordination stress

A

als een bedreiging een blijvend onderdeel van het dagelijks leven wordt

34
Q

subordination stress

A

als een bedreiging een blijvend onderdeel van het dagelijks leven wordt