probleem 4: brainpower Flashcards
Intelligentie + 6 factoren
Definitie van intelligentie is lastig kan niet direct geobserveerd worden, mensen maken judgements over iemands intelligentie op basis van gedrag, eigen overtuigingen over intelligentie.
6 factoren:
- Probleemoplossende vaardigheden
- Capaciteit om kennis te verkrijgen (omgeving/middelen)
- Geheugen
- Aanpassen aan omgeving
- Mentale snelheid
- Abstract redeneren
Implicit theories of intelligence
Gebaseerd op non-expert gedachtes/ bewijs (informeel)
Incremental theory: intelligentie is smeedbaar, geloof dat intelligentie kan veranderen.
Uit onderzoek leidt dit tot positieve emoties en zelfregulatie, en zorgt voor stijgende academische cijfers over de jaren, omdat je gelooft dat intelligentie kan veranderen.
Entity theory: intelligentie is vast
Uit onderzoek leidt dit tot negatieve emoties en self-handicapping, en zorgt voor geen verandering in academische cijfers.
Psychometrie
meten van psychologische functies en processen
Multifactor theories
focus van theorieën op gedetailleerde omschrijving van intelligentie te geven in plaats van te vertrouwen op globale, eenvoudige entiteit g om de essentie en vooral de complexiteit van intelligentie te grijpen. Start opkomst moderne theorieën.
Galton
Meting van intelligentie door verschillen in fysieke en complexe mentale attributies.
Iedereen wordt met bepaald vermogen intelligentie geboren.
Meten van vaardigheden: kleine veranderingen in gewicht te herkennen, visuele scherpheid, reactietijd (sensorisch) mensen die subtiele veranderingen kunnen zien, zijn intelligenter.
Grondlegger psychometrie
James McKeen Cattell
Eerste die de term mental test gebruikte. Heeft onderzoek gedaan naar metingen naar individuele verschillen in concentratie, reactievermogen (zintuigelijke functies). Hij heeft ook een rank systeem (ranking system) geïntroduceerd waarin kleine verschillen kunnen worden aangegeven.
Binet
Grondlegger van intelligentietesten.
Moest kijken op basisschool welke kinderen speciaal onderwijs nodig zouden hebben Binet-Simon schaal: 30 taken, gerelateerd aan dagelijkse leven, werden steeds moeilijker
Verwachting was dan ook dat jongere kinderen niet alle taken zouden kunnen uitvoeren die oudere kinderen wel konden.
Taken gaven indicatie van mental age: prestaties van kinderen werden vergeleken met kalenderleeftijd.
Kritiek: mentale leeftijd nam na een bepaalde kalenderleeftijd niet meer toe.
Herderschee
Nederland, kinderen moesten herkend worden die extra hulp nodig hadden op school.
Taken en vragen om capaciteit kinderen te testen (Binet-Herderschee test)
Lichaamsdelen herkennen, objecten benamen, munten tellen, nummers herhalen
Kritiek: testen tonen bias richting schoolse en verbale kennis. Oplopende moeilijkheidsgraad was niet correct; niet van makkelijk naar moeilijk.
Terman
Stanford University, California kinderen Stanford-Binet schaal
Succes door methodologische aanpak (sociaal-wetenschappelijk) prestatie kinderen werd met elkaar vergeleken.
Kijken naar auditieve
Brede factoren: fluid reasoning, quantitative reasoning, visual-spatial processing, working memory.
Individuele test, voor volwassenen tussen 2 en 85 jaar, wordt steeds moeilijker qua taken.
Kritiek: er werd te veel gefocust op geleerde kennis ipv eigen IQ.
Stern
Mental age: mentale leeftijd van een persoon personen met elkaar vergelijken.
IQ (intellegence quotient): meting door middel van mentale leeftijd en echte leeftijd te delen x 100 gemiddelde IQ-score is 100.
IQ-score is effectief voor kinderen, alleen bij volwassenen stijgt de cognitieve ontwikkeling niet zo hard als bij kinderen (verschil tussen 3 en 5 jaar is groot, maar tussen 35 en 37 niet)
Yerkes
Yerkes
US-leger wil in eerste wereldoorlog intelligentie van grote groepen rekruten (burgers die worden opgeleid tot soldaat) meten om verschillende taken te geven.
Test moest in groep setting en niet 1 op 1, besparing tijd en moeite.
Twee versies van testen:
- Army Alpha: Engelse sprekers
- Army Betha: niet-Engels sprekers, analfabeten. (Test met plaatjes)
Deze test liet bruikbaarheid van testen zien en was een contributie aan de psychologie.
Spearman (general intelligence, positive manifol, factor analys, specific abilities)
General intelligence (g): mentale energie van een persoon, kan van 1 mentale werking naar andere getransporteerd worden relaties tussen verschillende intellectuele taken. Iemand algemene hoge intelligentie alle onderdelen zullen ook goed werken. Beperking in bepaald onderdeel andere onderdelen hiervan zullen ook niet goed werken.
Positive manifold: Persoon die goed scoort op 1 intellectuele taak, scoort ook vaak goed op andere intellectuele taak komt door G.
Gebruik van factor analyis: samenvatting/vermindering van complexiteiten in een groep variabelen factoren die overlappen worden samengenomen; minder factoren. Hierdoor blijven zo min mogelijk factoren over, de grootste factor g. van heel veel items of zinnen waar je antwoord of geeft wat zijn uitkomsten en is heeft dit verband samen. Vormen van categorieën waar deze uitkomsten onder vallen.
Bij g horen specific abilities (s) prestatie in specifieke taken.
Kritiek: G is meer statistisch dan psychologisch en generaliserend.
Eerste theorie met hiërarchisch model.
Wechsler
Geïnspireerd door Spearman en Binet.
Eerst Wechsler-Bellevue Intelligence Scale werd later Wechsler Adult Intelligence Test (nu nog steeds gebruikte test), deze test wordt elk decennium geüpdatet. (lijkt op army alpha en betha test)
Anders dan andere theorieën:
Gebruik van dezelfde test voor alle soorten mensen, enkel verandering in moeilijkheid tussen de leeftijdsgroepen.
Deviation IQ: meting door echte test score en de verwachtte test score te delen en x 100
Gelijkenis: verschillende test items zijn gemaakt om individuele van verschillende leeftijdsgroepen te testen. Van makkelijk naar moeilijk moment waarop het te moeilijk wordt, bepaald het vermogen van individu.
Van tevoren moet verwachting vastgesteld worden, kijken naar normen.
Als je hoger scoort dan de norm-groep, is je IQ hoger bij deze meting.
Gemiddelde score is 100
Normale populatie heeft IQ-score tussen 85 en 115
Wechsler identificeerde intelligentie als de globale capaciteit van een persoon om doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief met zijn of haar omgeving om te gaan en een samenvoeging van specifieke capaciteiten.
Thurstone
Multifactor theory of intelligence: 7 mentale factoren zijn belangrijk bij intelligentie
Geen sprake van algemene intelligentie (g), tegenhanger van Spearman.
Het is belangrijk dat er verschillende factoren worden meegenomen ipv alleen g.
Primary mental abilities:
1. Woordbegrip
2. Woord vloeiendheid
3. Getallen
4. Ruimte
5. Geheugen
6. Perceptuele snelheid
7. Redeneren
Raymond Catell
Two factor theory: g wordt gesplitst in 2 factoren.
- Crystallized intelligence (gs)
Feitelijke kennis aangeleerd door school en door het leven heen (aangeleerd).
Wordt hoger door de tijd, minder aangetast door breinschade (accumulative).
Crystallized intelligence wordt getest door Wechslers vocabulary test, Ravens mill hill vocabulary test.
- Fluid intelligence (gf)
Relaties kunnen zien tussen ideeën en objecten.
Wordt lager naarmate iemand ouder wordt.
Fluid intelligenge wordt getest door Ravens progressive matrices, Catells culture fair test, Primary mental abilities inductive reasoning test.