probleem 3.1: psychofysica Flashcards
Psychofysica + 3 problemen
naam die wordt gegeven aan de studie naar de relatie tussen de fysieke stimuli in de wereld en de sensaties die we ervaren. Om de relatie te beschrijven tussen ons fysieke lichaam en onze mentale ervaringen, moeten we 3 problemen oplossen:
1. Een manier vinden om de minimale intensiteit van een stimulus die we kunnen waarnemen te meten = detectie.
2. Een manier bedenken om te meten hoe verschillend stimuli moeten zijn voordat ze niet hetzelfde lijken te zijn = discriminatie.
3. We moeten proberen de relatie tussen de intensiteit van de stimulus en de intensiteit van onze gewaarwording (sensatie) te omschrijven = scaling.
4. Identificatie: een label of categorie koppelen aan stimulus die je tegenkomt.
absolute drempelwaarde
Onze sensorische systemen reageren op energieveranderingen (licht, geluid, beweging, smaak ect.) uit de omgeving.
Absolute drempelwaarde (absolute threshold): de minimale intensiteit van een energieverandering die nodig is om een stimulus te detecteren.
-> Zodra een stimulus deze drempelwaarde heeft bereikt, zou een individu deze altijd moeten kunnen waarnemen volgens Fechner. Deze hypothetische relatie kan worden beschreven in een grafiek die een psychometrische functie wordt genoemd.
drempelwaarde vinden -> methode van constante stimuli
- Methode van constante stimuli: bij deze methode wordt een set van constante stimuli gepresenteerd aan een participant, bijvoorbeeld geluiden met verschillende toonhoogtes. Deze persoon moet aangeven welke geluiden waarneembaar zijn en welke niet. Er ontstaat niet één specifieke drempelwaarde, maar in plaats daarvan wordt een s-curve (zie afbeelding) opgesteld. In dit geval wordt de drempelwaarde vaak bepaalt door de stimulus intensiteit te kiezen die ongeveer 50% van de tijd wordt waargenomen.
o Nadelen: willekeurig punt en dat de methode erg tijdrovend is.
drempelwaarde vinden -> methode van limieten
- Methode van limieten: in deze methode worden stimuli reeksen gepresenteerd waarbij men stopt wanneer een stimuli niet langer meer waarneembaar is (in een aflopende reeks) en wanneer een stimuli net waarneembaar is (in oplopende reeks). Er wordt gezocht naar een specifieke drempelwaarde, in plaats van dat er een hele functie wordt opgesteld. Ook bij deze methode is er geen absolute drempelwaarde, maar een schommelende drempelwaarde. Dit zou kunnen komen door aandacht tekorten, lichte vermoeidheid, andere psychologische veranderingen en endogene ruis (interne ruis).
o Nadelen: inefficiënte methode, want niet alle stimuli nuttige informatie geven. Alleen de twee stimuli rondom de drempelwaarde geven nuttige info.
drempelwaarde vinden -> methode van adaptief testen
- Methode van adaptief testen: deze methode lost de nadelen op door te blijven zweven rondom de drempelwaarde. De trappenhuis methode werkt bijvoorbeeld door de stimuli reeks continu aan te passen aan de reactie van de deelnemer. Wanneer de persoon in een aflopende reeks aanduidt de stimuli niet meer te kunnen waarnemen, wordt de stimuli intensiteit weer verhoogd in een oplopende reeks totdat de persoon beweert de stimuli waar te kunnen nemen. Hierna wordt de stimuli intensiteit weer verlaagd. De drempelwaarde wordt verkregen door het gemiddelde van de drempelwaarde te pakken.
-> Deze 3 methoden zijn gevoelig voor de perceptie van de waarnemer en de beslissingsstrategieën van de waarnemer. Zo zou een persoon meer gemotiveerd kunnen zijn om ‘ja’ te zeggen, wanneer de persoon de indruk wil geven dat hij/zij sensorisch sensitief is.
magnitude estimation
Magnitude estimation: techniek die gebruikt wordt om percepties te meten uit dagelijks leven (die we makkelijk kunnen waarnemen en dus ver boven de absolute drempelwaarde liggen).
Als we de intensiteit van licht verdubbelen, lijkt deze dan 2x zo fel? Stevens ontwikkelde hiervoor de techniek magnitude estimation.
response compression + expansion
Hieruit blijkt dat de verdubbeling van intensiteit niet altijd zorgt voor een verdubbeling van de waargenomen helderheid -> = Response compression: wanneer de intensiteit wordt verdubbeld, wordt de waargenomen helderheid niet verdubbeld.
-> Om de helderheid te verdubbelen, moet de intensiteit ongeveer met 9 worden vermenigvuldigd.
Er kan ook sprake van response expansion: hierbij zorgt een verdubbeling van kracht voor meer dan een verdubbeling van het gevoel (vb bij een schok).