probleem 1: the eye Flashcards
aandoeningen oog -> strabismus
je ogen werken niet synchroon. Hierdoor kan je minder goed diepte zien (lui oog, scheel kijken).
aandoeningen oog -> astigmatisme
de kromming van het hoornvlies is niet hetzelfde in alle assen. Dit kan zorgen voor een vervorming van beelden.
aandoeningen oog -> staar
vertroebeling van de ooglens, waardoor je zicht minder scherp is.
aandoeningen oog -> glaucoom
de druk in het oog is te hoog. Dit beschadigt vooral de ganglioncellen. In het ergste geval kan het oog afsterven.
aandoeningen oog -> maculaire degeneratie
een ziekte die komt optreden als je ouder wordt. Het wordt lastig om te focussen op een object. Dit komt door het verlies van kegeltjes in het centrale deel van het netvlies.
aandoeningen oog -> diabetes
kan bloedtoevoer naar het netvlies aantasten. Om te compenseren, worden er nieuwe bloedvaten gevormd. Deze bloedvaten kunnen het licht blokkeren en voorkomen dat het licht het netvlies bereikt.
anatomie oog -> 3 membranen
- Sclera: een harde beschermende laag. Deze bestaat uit het witte van het oog en het transparante hoornvlies.
- Choroid (vaatvlies): deze bekleedt het interieur van de sclera en bevat bloedvaten die het oog voorzien van zuurstof en voedingsstoffen.
- Netvlies: het meest innerlijke membraan. Het bestaat uit neuronen, inclusief de staafjes en de kegeltjes. Beeld komt omgekeerd binnen op het netvlies; boven -> onder en links -> rechts.
anatomie oog -> 3 kamers
- De voorste kamer (anterior): de ruimte tussen het hoornvlies en de iris, gevuld met aqueous humor (waterige vloeistof).
- De achterste kamer (posterior): de ruimte tussen de iris en de lens, gevuld met aqueous humor (waterige vloeistof).
- Glasvocht kamer (vitreous): het belangrijkste interieur gedeelte van het oog, gevuld met vitreous humor (glasvocht).
Intra-oculaire druk
de druk van de vloeistoffen in de drie kamers.
-> Deze moet hoger zijn dan de luchtdruk, om te voorkomen dat de ogen bezwijken.
Transductie
de overdracht van informatie van een stimuli naar het zenuwstelsel.
-> Dit wordt uitgevoerd door de staafjes en kegeltjes. Deze hebben ieder verschillende eigenschappen die de perceptie beïnvloeden, maar tijdens het proces van transductie functioneren ze op een gelijke wijze.
Transductie aan de hand van de staafjes
Het buitenste deel (outer segment) van het staafje is het hoofdonderdeel voor transductie, want dit is het punt waar licht binnenkomt. Dit licht wordt uiteindelijk gebruikt om elektriciteit op te wekken. Dit buitenste deel bevat stapels schijven (disc) die ieder duizenden visuele pigmentmoleculen (visual pigment molecules) bevatten. Als we inzoomen op een individueel pigment molecuul, dan kunnen we zien dat het molecuul bestaat uit een lange streng eiwit genaamd opsin.
Elk visueel pigment molecuul bevat slechts één retinal molecuul. Dit molecuul is cruciaal voor transductie, omdat het gevoelig is voor licht. Transductie wordt getriggerd wanneer retinal een foton (‘1 deeltje straling van energie’) van licht opneemt. Wanneer dit gebeurt, verandert de retinal van vorm zodat het uitsteekt van de opsin. Deze vormverandering heet isomerisatie en dit zorgt ervoor dat licht wordt getransformeerd in elektriciteit.
conclusie experiment van Hecht over transductie
Conclusie: een persoon kan licht waarnemen als zeven staaf-receptoren gelijktijdig zijn geactiveerd. Daarnaast kan een staaf-receptor worden geactiveerd door de isomerisatie van één pigment molecuul.
enzym cascade
Wat bleek is dat isomerisatie van een enkel visueel pigment molecuul duizenden chemische reacties activeert, wat vervolgens nog meer chemische reacties veroorzaakt = enzym cascade
verdeling van de staafjes en kegeltjes (in forvea, perifere netvlies en gele vlek)
- De fovea: een klein gebied in het midden van het netvlies die alleen kegeltjes bevat.
-> Centrum van gele vlek
o Bij beschadiging -> ontstaan centrale blinde plek. - Het perifere netvlies: omvat al het netvlies buiten de fovea om. Dit gebied bevat zowel staafjes als kegetjes. Er zijn vele malen meer staafjes (120 miljoen) dan kegeltjes (6 miljoen).
o Bij beschadiging -> ontstaan tunnelvisie. - De gele vlek: plek waarmee het scherpst gezien kan worden. Heel veel kegeltjes bij elkaar -> geen staafjes.
duisternis adaptatie + 2 fases
Duisternis adaptatie: wanneer we ons plotseling in een donkere ruimte bevinden, duurt het even een tijdje voor we goed kunnen zien, omdat onze ogen in toenemende mate gevoelig worden voor de duisternis.
2 fases:
- Vroege, rappe fase: treedt op door adaptatie van kegeltjes receptoren (groene lijn).
- Latere, tragere fase: treedt op door adaptatie van staafjes receptoren (blauwe lijn).
-> Deze twee fases kunnen getekend worden op een zogeheten duisternis adaptatie curve (rode lijn), die zie je hier rechts.
Staaf-kegel breuk: De plek in de curve waar de staafjes de overhand beginnen te krijgen.
Dark-adapted sensitivity: de sensitiviteit aan het einde van de curve. Deze is 100.000 keer groter dan de light-adapted sensitivity.
In het tweede deel van de donkeradaptatie zijn alleen de staafjes actief.