Probleem 2 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat is metacognitie?

A

Denken over denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voor welke soort taken is metacognitie nodig?

A

Uitdagende taken die niet te moeilijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 componenten van megacognitie zijn er? En wat houden ze in?

A
  1. Metacognitie kennis (knowlegde): denken over je leerdoel
  2. Metacognitie vaardigheden (skills): denken over hoe je een taak gaat aanpakken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 3 type kennis zijn er?

A
  1. Declaratieve kennis: kennis over de feitjes, concepten en definities
  2. Procedurele kennis: kennis over de uitvoering en strategieën van een taak
  3. Zelfregulerende kennis: kennis over de relaties tussen de feiten, concepten en definities en hoe je dit moet toepassen in nieuwe situaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vanaf welke leeftijd begint het gebruik van metacognitie?

A

Rond 5 - 7 jaar en het verbeterd gedurende de schooljaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat voor soort kennis zijn leerstrategieën? En waarom?

A

Procedurele kennis, want je moet weten hoe je een leer taak moet doen –> e.g. samenvatten (cognitief) of voor 30 min een taak doen en dan pauze (gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar zorgt het gebruik van leerstrategieën voor op de middelbare en hoger onderwijs?

A

Hogere prestaties/cijfer op middelbare en doorzettingsvermogen op hoger onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 5 belangrijke principes van leerstrategieën?

A
  1. Blootstelling aan zowel globale als specifieke strategieën
  2. Zelfregulatie leren
  3. Vaardigheden willen leren
  4. Geloven dat je nieuwe strategieën kan leren
  5. Voorkennis over onderwerp bezitten om de leerstof beter te begrijpen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is zelfregulerend leren?

A

Het proces van controle en verantwoordelijkheid hebben over je eigen leren. Dit houdt in dat de learner actief betrokken is bij zijn eigen leren door leerdoelen vast te stellen, een planning te maken voor het leren, zijn eigen leren evalueert en aanpast, en leerstrategieën toepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is production defincies?

A

Leerstrategieën kennen, maar niet weten hoe je het moet toepassen –> kennis is niet hetzelfde als uitvoering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 3 dingen beïnvloeden het zelfregulerend leren en hoe?

A
  1. Kennis: meer kennis over jezelf, taak, context en leerstrategieën –> beter in zelfregulerend leren
  2. Motivatie: meer motivatie –> beter in zelfregulerend leren
  3. Zelf discipline / volition (wilskracht): moe meer zelf discipline/wilskracht om te kiezen voor het leren tijdens een conflict –> beter in zelfregulerend leren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontwikkel je zelfregulatie volgens de Social Cognitive Theory?

A

Interactie tussen persoonlijke, omgevings- en gedragsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is co-regulatie?

A

Overgangsfase waarin learners geleidelijk zelfregulerende leervaardigheden toepassen en internaliseren door middel van e.g. coaching, ouders, leraren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is gedeelde regulatie?

A

Learners en leraren helpen elkaar met zelfregulatie –> e.g. d.m.v. reminders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt zelfregulatie in de kindertijd aangeleerd?

A

Door observeren / modelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de fasen van self-regulated learning van Zimmermans?

A

Forethought phase: taak analyseren, self-motivated beliefs –>

Performance phase: self-controlm self-observations, self-talk, self-monitoring, strategy use –>

Self-reflection phase: self reaction, self-judgement en self-reflection –>

Forethought phase

17
Q

Welke 3 dingen komen in alle fasen van Zimmermans in terug?

A
  1. Self observation
  2. Self evaluation
  3. Self reaction
18
Q

Wat is de Cognitive Behaviour Modification (Meichembaum)?

A

Self-instruction leren gebruiken om gedrag te reguleren

19
Q

Wat is self-intruction?

A

Tegen jezelf praten terwijl je jezelf door de stappen heen praat

20
Q

Wat zijn de 5 stappen van self-intruction (Meichembaum)?

A
  1. Cognitief modeling: volwassene voert een taak uit terwijl hij hardop tegen zichzelf praat
  2. Overt / external guidance: kind voert zelfde taak uit terwijl volwassene hem begeleidt
  3. Overt / self guidance: kind voert taak zelf uit terwijl hij hardop tegen zichzelf praat
  4. Faded / over self guidance: kind fluistert de taak tegen zichzelf terwijl hij de taak uitvoert
  5. Covert / self intruction: kind voert taak uit met private speech (Vgotsky)
21
Q

Wat is de link tussen zelfregulatie en gezondheid?

A

Betere zelfregulatie = beter met stress omgaan = gezonder zijn

22
Q

Welke 3 dingen zijn er nodig voor zowel academische als persoonlijke ontwikkeling?

A
  1. Zelfregulatie
  2. Sociale competenties
  3. Emotionele competenties
23
Q

Wat is de relatie tussen metacognitie en zelfregulerend leren? (2 punten)

A
  1. Metacognitie nodig voor zelfregulerend leren –> gebrek aan metacognitieve kennis en vaardigheden kan leren beïnvloeden in veel verschillende contexten
  2. Metacognitie zorgt ervoor dat een learner zelfstandig kan leren en zijn leren kan reguleren
24
Q

Waar zijn de meta-level en object-level deel van?

A

Metacognitie

25
Q

Wat is de meta-level?

A

Bewustzijn –> observeren en reflecteren van je eigen gedachten en acties

26
Q

Wat is de object-level?

A

Taak daadwerkelijk uitvoeren –> je denkt niet per se over je eigen denken, zoals bij de meta-level

27
Q

Welke 4 redenen zijn er voor monitoor mislukkelingen?

A
  1. Bekendheid: hoe meer bekend je bent met de taak –> hoe meer je het idee hebt dat je het veel beter gaat doen dan in werkelijkheid
  2. Vloeiendheid: vloeiend zijn in een taak in 1 situatie betekent niet dat je vloeiend bent in de taak in een andere situatie
  3. Huidige kennis: wanneer je veel kennis hebt over een taak, lijkt de taak makkelijk en logisch –> dit idee klopt niet voor mensen die onbekend zijn met de taak
  4. Associaties met voorgaande kennis: als je huidige taak associaties heeft met een taak uit het verleden –> is er een kans om de huidige taak hetzelfde te doen als de geassocieerde taak –> dit gaat niet altijd goed
28
Q

Wat is de Discrepancy Reduction Model? (controle perspectief)

A

Dit model verklaart hoe we ons doel willen halen doordat we gemotiveerd zijn om het verschil (discrepancy) tussen waar we zijn en waar we willen zijn (je doel) te willen verminderen. Controle is de strategieën die we toepassen om dit verschil te verminderen.

29
Q

Wat is de Region/Zone of Proximal Learning? (controle perspectief)

A

Het doel afmaken is niet belangrijk, maar wat wel belangrijk is, zijn de stappen die nodig zijn om het doel te bereiken. Controle zorgt ervoor dat je deze stappen herkent en toepast om je doel te behalen.

30
Q

Wat is de Agenda Based Learning? (controle perspectief)

A

. Je agenda is wat jij wil leren. Wanneer het doel behalen of de stappen volgen niet in je agenda staat, dan zal je het doel niet behalen. Door je eigen leren te reguleren en het een deel van je agenda te maken, zal je het leerdoel behalen.

31
Q

Wat is Judgements of Learning (JOL)?

A

Gaat over hoe goed een learner iets kan onthouden na een bepaalde tijd

32
Q

JOL werd op twee manieren getest, welke manieren zijn dit?

A
  1. Woordparen
  2. Teksten
33
Q

Wat waren de twee resultaten van het JOL experiment met de woordparen?

A
  1. Learners onthouden woordparen minder goed bij immediate JOL
  2. Learners onthouden woordparen beter bij een delayed JOL
34
Q

Wat waren de twee resultaten van het JOL experiment met de teksten?

A
  1. Learners hadden een lage metacomprehensie bij de immediate JOL
  2. Learners hadden ook een lage metacomprehensie bij de delayed JOL
35
Q

Wat is metacomprehensie?

A

Monitoren of je iets ook echt begrijpt en niet alleen onthoudt

36
Q

Hoe kan je metacomprehensie verbeteren?

A

Door generation strategies, dit zijn strategieën waar je al bekend mee bent en waarvan je weet dat ze voor je werken

37
Q

Wat heb je nodig voor het leren? (2 punten)

A
  1. Metacognitie
  2. Zelfregulatie
38
Q

Hoe ontwikkel je zelfregulatie volgens de Social Cognitive Theory? (3 punten)

A
  1. Door observaties en modeling
  2. Langzaam internaliseren van strategieën
  3. Afhankelijk van executieve functies